Onder de loep: Sleedoorn (Prunus Spinosa) Bomen en struiken

Sleedoorn (Prunus Spinosa)

West-Betuwe 13 maart 2022

Terwijl slootkanten langzaamaan geel kleuren met speenkruid en bermen met klein hoefblad, komen ook steeds meer sleedoornstruiken in bloei. Ze sieren met hun witte bloemen hele bosranden en struweel langs wegen en luiden zo het bloesemseizoen in.

Veekering
Ook vind je ze aangeplant als hagen in weilanden waar ze dienen als veekering. Dat is niet voor niets: net als meidoorn heeft de sleedoorn veel stekels waardoor het vee er wel voor waakt zich er een weg door te banen. De Latijnse naam van sleedoorn, Prunus spinosa, verwijst daar ook naar: een pruim met stekels. Bovendien groeit de struik snel en woekeren de wortels er aardig op los waardoor er snel een dichte haag ontstaat.

Veilige vogelplek
Door de vele stekels bieden de struiken vooral kleinere vogels een veilige plek om jongen groot te brengen. En in het najaar vormen de donkere blauwe bessen het nodige voedsel voor de vogels. Mensen zijn er minder dol op: het looizuur in de bessen zorgt voor een wrange smaak die pas verdwijnt als er vorst over gegaan is, buiten of in de diepvries. Het Nederlandse woord ’slee’ zou daar naar verwijzen; naast pruim betekent het ook ‘wrang makend’. De bessen worden onder andere gebruikt om jam, sap of likeur van te maken.

Al duizenden jaren bekend
De sleedoorn is een inheemse struik die kort na de ijstijd in onze regionen is verschenen. Pitten van sleedoornbessen, gevonden in afval, dateren van vele duizenden jaren geleden. Ook is bekend dat Otzi, de man die zo’n 5000 jaar geleden in een Oostenrijkse gletsjer is gevonden, sleedoornbessen bij zich had. Sleedoorn wordt dan ook wel beschouwd als één van de voorouders van de pruim.

Foto: Sleedoorn. Marja ten Voorde

Ontdek meer over

Deel deze pagina