Een groep mensen in een donkere ruimte met stenen muren; een persoon schijnt een zaklamp op het plafond.

Vleermuizencursus

Op 1 en 8 september gaf Willem van de Ven een korte cursus over vleermuizen. Zo’n 25 mensen kwamen op de cursus af en luisterden naar zijn uitleg over verschillende soorten vleermuizen. Onder leiding van Willem en Mari de Bijl gingen de cursisten daarna naar buiten om vleermuizen op te sporen en hun verblijfplaatsen te bekijken.

Willem begon met een kort overzicht van vleermuizen wereldwijd. Ja, vampiers bestaan echt, in Mexico, en op de Filippijnen waar Willem zelf heeft gewerkt komen de grootste soorten ter wereld voor. Hij had daar mooie foto’s van.

Daarna ging het vooral over de Nederlandse soorten, waarvan een groot deel overwintert in gebouwen. Sommige vleermuizen migreren door het jaar heen van Noord- naar Zuid-Europa en terug, anderen blijven hier in Nederland. Verbazing alom toen we hoorden dat in één op de vijf huizen in Nederland vleermuizen wonen. We merken er zelf vaak niets van. Maar in verschillende seizoenen verhuizen ze dan ook regelmatig van plek.

Hoe weet je dan toch of ze er zitten? Soms vind je uitwerpselen van vleermuizen. Die lijken op muizenkeutels, maar ze zijn droog en verpoederen tussen je vingers. Soms zie je de glinsterende schildjes van insecten er nog in zitten. Of je ziet met een beetje geluk vleermuizen vliegen tegen een maanverlichte hemel. Horen kun je ze eigenlijk niet.

In het donker gebruikt de vleermuis echolocatie om zijn prooi op te sporen en te vangen. Omdat de toonhoogte van vleermuizen te hoog is voor het menselijk oor, vertaalt een apparaatje, de bat-detector, het onhoorbare geluid naar een lagere frequentie die we wel kunnen horen.

Na de presentatie gingen we daarom in het donker naar buiten om vleermuizen op te sporen. Zowel op de Strabrechtsedijk tussen de bomen, als in de bebouwde kom vonden we met behulp van de batdetectors het geluid van de gewone dwergvleermuis, verreweg de algemeenste soort in Nederland. Een paar keer konden we de gewone dwergvleermuis ook zien vliegen, in cirkels vlak onder de boomkruinen. Op het bruggetje over de Kleine Dommel namen we ook het geluid van een watervleermuis waar, maar die konden we niet zien.

De tweede lesavond vond plaats op hotel Kapellerput. Onze gastvrouw daar vertelde dat er veel vleermuizen in de muren en rond het gebouw zitten, maar dat ze ook regelmatig naar binnen vliegen en in het vide rondfladderen. Daarom is Kapellerput afgelopen voorjaar begonnen, in samenwerking met Brabants Landschap en het (jeugd-)IVN met het plaatsen van schuilplekken voor vleermuizen: gewone kasten, speciale kraamkasten en een groot winterverblijf dat is ingegraven in een grote hoop zand, waardoor de temperatuur er de hele winter constant laag blijft. Zo hopen ze de vleermuizen een goed alternatief te bieden.

We startten buiten om het winterverblijf te bezichtigen. Omdat het nog geen winter is, konden we er ongestoord rondkijken en zagen de ruw gemetselde muurtjes vol kieren waar de vleermuizen aan kunnen hangen of in kunnen kruipen. Aansluitend volgde een wandelronde over het terrein eromheen, waarbij we diverse types vleermuizenkasten zagen.

Daarna gingen we naar binnen waar Willem met deskundigheid uitlegde hoe onze gebouwen steeds minder geschikt zijn voor vleermuizen omdat wij alle kieren dichtmaken. Een alternatief in de vorm van kasten of speciale ingemetselde stenen in de spouw zijn een uitkomst. Aangezien vleermuizen in kraamtijd, paartijd en winterrust steeds een andere verblijfplaats kiezen, moet je dan een heel jaar rond je huis (laten) observeren voordat je hebt vastgesteld of er vleermuizen zijn. Dat is erg arbeidsintensief en dus duur, maar wel verplicht als je wilt gaan verbouwen of isoleren.

Daarom zoeken gemeentes en particulieren naar alternatieven. Een nieuwe mogelijkheid daarvoor is controleren of er vleermuizen-DNA in de spouwmuur wordt aangetroffen. Vinden ze vleermuizen-DNA op uitvliegopeningen, dan moeten er eerst vleermuisvriendelijke maatregelen worden genomen, zoals éénwegkleppen in de uitvliegopeningen.

Een andere mogelijkheid, is inventarisatie van grotere gebieden. Een paar steden, zoals Tilburg, zijn overgaan op een “gebiedsgericht soortenmanagementplan”. Niet per huis, maar per wijk worden vleermuizentellingen gedaan en maatregelen genomen ter bescherming. Dan hoeft de verbouwing van één individueel pand niet meer ter plekke gecompenseerd te worden, maar kunnen er op wijkniveau alternatieve schuilplekken worden gecreëerd. Dit wekte bij sommige deelnemers enthousiasme om ook in Heeze-Leende vleermuizen te gaan inventariseren. Misschien een idee voor een nieuwe werkgroep?

Eén filmpje dat Willem liet zien, maakte op mij grote indruk, waarbij geteld werd hoeveel vleermuizen er uit een kast kwamen vliegen: meer dan 240 in een paar minuten tijd. Ook mooi waren de beelden die met een infraroodcamera rondom een kerktoren waren gemaakt. Op die manier kon je zien dat het er krioelde van de vleermuizen, die er hun winterverblijf hadden. Hoe ze zo’n kerk weten te vinden? De jongste generatie vleermuizen wordt in het najaar meegenomen door ‘familieleden’ om ze vertrouwd te maken met de beste overwinteringsplekken. “Kijk, hier moet je zijn als het koud wordt”.

Al met al twee volle avonden met een afwisselend programma binnen en buiten. Veel dank aan Willem voor het geven van de cursus, aan Mari voor de rondleiding buiten, en aan Kapellerput voor het belangeloos beschikbaar stellen van een ruimte voor onze cursusavond.

Ine Troelstra

Willem van de Ven op de tweede lesavond in Kapellerput

Deel deze pagina