Tuin en moestuin

Woningnood

Als ik in de keuken zit te werken hoor ik buiten ineens een harde knal. Wat is dat? Ik loop de tuin in en vind op het terras een nestkast die door de felle wind op de grond is gesmeten.
Oei! Voorzichtig trek ik het voorplankje wat open om te kijken of er iets in zit. Hopelijk geen eieren, of erger: naakte, jonge kuikentjes.
Gelukkig niets van dat alles, alleen maar een berg mos.

“Ach jee!” roept Mus vanuit de heg. “Is dat het huis van de koolmezen?” Ik knik.
“Pech voor hen.” zegt Mus. “Als je die kast weer op gaat hangen moet je hem wel steviger vastmaken.”
“Nou, dat had ik zelf niet kunnen bedenken” zeg ik geërgerd.
“Wanneer ga je dat doen?” informeert Mus.
“Hoezo?” vraag ik.
“Nou gewoon” mompelt hij en dan wat luider: “fatsoenlijke huizen zijn moeilijk te krijgen en een nest in de heg is ook niet alles”.
“Ga je me nu vertellen dat jij het nest van die koolmezen in gaat pikken?”
“Tja, nood breekt wetten” vindt Mus.
“Dat is inderdaad waar, maar jij kunt nog altijd bij de buren onder de zonnepanelen, net als de anderen. Koolmezen moeten in holtes broeden”.
“Moeten, moeten”, werpt Mus tegen. “Ze zijn veel te kieskeurig dat wordt nog eens hun uitsterven”.
Daar heeft hij een punt. Mussen zijn wat dat betreft veel flexibeler, bedenk ik me. Aan de andere kant: iedereen kent verhalen van koolmezen in brievenbussen, een holle paal of … .

“Zeg” verstoort Mus mijn overpeinzingen. “Eet jij eigenlijk eieren?”
“Eh, ja” aarzel ik. “Best wel regelmatig”.
“Waarom?” hij kijkt me met priemende blik beschuldigend aan.
“Het is lekker en je hebt het nodig om te bakken en zo. Er is niks mis mee. Iedereen eet eieren: eksters, marters, eekhoorns, spechten” begin ik met opsommen.
“En trouwens, jij eet zelf ook eieren van luizen en vlinders en slakken, dus je kunt me niets verwijten” verdedig ik mezelf.
“Doe ik wel” zegt Mus “niet omdat je eieren eet maar wel om welke je eet. Denk daar maar eens over na”.
En met de neus in de wind vliegt hij nuffig weg.

Ontdek meer over

Deel deze pagina