Voor de goede orde
Het is een mooie middag en ik zit lekker buiten te genieten. De zon schijnt, de klimroos geurt heerlijk, de tuin is vol kleur.
Bij het waterloopje landen een paar mussen die zich eens even lekker wassen. Druk wordt er gepoedeld en de spetters glinsteren in het zonlicht. Een gezellige boel.
Daarna vliegen ze met roevende vleugeltjes in de struiken om zich uitgebreid te poetsen.
Een van hen posteert zich daarna in een gat in de heg.
“Zo, lekker even zitten?” zegt Mus want hij is het.
“Ja, heerlijk” zeg ik ”en jullie zijn weer helemaal fris en schoon zie ik.”
“Klopt” zegt Mus en hij strijkt nog een borstveertje glad. “Wij hebben het best luxe hier met dat waterloopje, bedankt daarvoor.”
“Graag gedaan” doe ik beleefd terug.
Plots klinkt er rumoer vanaf het dak van de buren. We kijken naar boven. Op de nok is een ekster verschenen en een aantal mussen uit de kolonie zit op veilige afstand op diezelfde nok de indringer te bespreken.
“Moet jij er niet heen?” vraag ik
“Nee, joh” antwoordt Mus “het is een jonge ekster.”
“Dus?”
“Die weet nog niet dat hij nooit bij onze jongen kan komen daar onder die zonnepanelen. Dus die taait vanzelf wel een keer af.”
“Eigenlijk best naar om een ekster te zijn” mijmer ik
“Hoezo?” vraagt Mus
“Nou overal waar je komt wordt je weggekeken, alleen niet door je eigen soort.”
“Eigen schuld” vindt Mus “moeten ze maar geen onschuldige jonge vogeltjes roven.”
“Je zult die taak maar toebedeeld krijgen, het in toom houden van vogelbestanden” houd ik vol.
Mus bekijkt de ekster nog eens.
“Ja, daar zeg je wat, een leven zonder vrienden…”
We kijken elkaar aan; ”dat hebben wij beter voor elkaar” grijns ik.
“Helemaal mee eens” zegt Mus hartelijk.
We zwijgsamen.
“Wat is er met óns aan de hand!” roept hij dan uit.
“Een gesprek zonder gekibbel?” beaam ik zijn schrik.
“Het moet niet gekker worden!” vindt Mus en hij vliegt snel naar het dak, om ruzie te gaan maken met de ekster.