Witte tekst "CARIN'S COLUMN" op groene bladachtergrond.

Dilemma 1

“Zeg Mus, wat vind jij eigenlijk van de wolf?” vraag ik.
“Huh? De wolf?” Mus stopt met veren poetsen.
“Ja, je weet toch wel wat een wolf is?”
“Tuurlijk!” roept hij beledigd uit. Ik heb er alleen nooit over nagedacht!”
Hij bekijkt me peinzend, “maar jij vindt kennelijk wel iets”.
“Nou”, weifel ik, ”ik weet niet wat ik vind”.
“Vertel!” Mus gaat nu rechtop zitten, klaar voor een gesprek.

“De wolf is sinds een jaar of wat in Nederland verschenen en het blijkt dat natuurgebieden waar hij jaagt op reeën en herten er helemaal van op knappen.”
“Dat zal wel” peinst Mus, “maar het is daar nu toch helemaal niet leuk meer voor die reeën en herten? Ik bedoel je kunt wel mooi wonen maar als je de hele tijd bang moet zijn?”
“Leef jij dan ook de hele dag in doodsangst vanwege de sperwer?” vraag ik.
“Neu” antwoordt Mus, “je raakt eraan gewend. Je moet gewoon niet te lang op een plek blijven hangen”.
“Precies en zo is het met de herten ook” zeg ik, “ze trekken de hele tijd rond en dat is de reden dat het gebied opknapt want er wordt nergens meer iets helemaal kaalgevreten.”
“Tja, zo hoort het ook” weet Mus, “maar wat is dan je probleem?”

“Schapen!” zeg ik.
“Hé, we hadden het toch over wolv…?
Oh ik snap het!” roept Mus, “schapen waar een wolf niet aan mag komen! Net als hier de moestuinen! Vol met lekkers waar wij arme mussen vanaf moeten blijven!” Mus roept nog net niet de revolutie uit.
“Precies” bevestig ik, “eigenlijk is het hier één grote wolven snoepwinkel”
en als je als wolf een knorrende maag hebt, laat je je echt niet tegenhouden door een raster of elektrische draad.”
“Maar” vraagt Mus, “er zijn toch ook nog hazen en reeën en zo?”
“Klopt” zeg ik, “maar het zou me niets verbazen dat het er niet genoeg zijn voor alle wolven die na de zomer op pad gaan en bovendien zijn ze veel lastiger te vangen”
“Of….peinst Mus ”of misschien is de wolf niet bang genoeg voor mensen en pakt hij gewoon wat hij nodig heeft,  net zoals wij dat doen!” hij kijkt triomfantelijk.
“Ja maar jullie eten het op” zeg ik, “en wolven verwonden en doden vaak heel veel schapen tegelijk”

Ik kijk naar Mus. “Hoe zou jij dit nu oplossen?”
Mus tuurt nadenkend in de verte.. “Kweenie” zegt hij. “Alle schapen ’s nachts opsluiten?”
“Misschien, maar de wolf pakt ze helaas ook overdag” zucht ik.
“Dan moeten we ze gewoon allemaal loslaten net als de herten en reeën!” concludeert Mus.
We zijn even stil om dit te overpeinzen; hele kuddes schapen zwervend over akkers en weiden, langs wegen, door tuinen en parken……
“Dat lijkt me vragen om ongelukken,” besluit ik.

“Arme dieren” verzucht Mus.
“Arme dieren” bevestig ik.

Deel deze pagina