
Vogels dichtbij: Boomklever
Eurasian Nuthatch, Sitta europaea (Linnaeus 1758)
Gepubliceerd op 4 april 2020
Boomklevers behoren tot de familie van de Sittidae (Boomklevers). Door hun sterke poten, lange, sterke tenen en klauwen zijn zij de enige soort die met evenveel gemak omlaag als omhoog kunnen klimmen langs een boomstam. Zij kunnen zelfs met de kop omlaag naar beneden klimmen. Daarin onderscheiden ze zich van Spechten en Boomkruipers die alleen omhoog kunnen klimmen. Spechten gebruiken daarbij vaak hun staart om op te steunen, Boomklevers doen dat eigenlijk niet. Zie tekening 1 en Foto 4 en 5.
Links: Foto 1. Boomklever man. Maarten-Jan van den Braak.
Rechts: Tekening 1. Afbeelding 190. Bewegingsstudie (F. WEICK nach Photos L. GLOOR-CHRIST) Deel 13-2 pagina 853.
Met een lengte van 12-14,5 cm, een spanwijdte van 25-28 cm en een gewicht van 15-26 gram, zijn ze net iets groter dan een huismus. Bij volwassen Boomklevers lijken mannetjes en vrouwtjes heel veel op elkaar. Herkenbaar silhouet, hals-loos met een grote kop met een brede, lange oogstreep en met een lange rechte wigvormige snavel, 13,1–14,3 mm, open neusgaten, gedeeltelijk bedekt met veren. Aan de blauwgrijze bovenzijde dankt hij de volksnaam “Blauwe Specht”. Maar behoort niet tot de spechtenfamilie. Enkele andere bijnamen van de Boomklever zijn: Plakmees, Plakspecht en Kleverke. De onderkant is oranje, maar die kleur kan in intensiteit behoorlijk variëren. Het enige verschil is dat mannen intenser roodbruine achter-flanken hebben.
Links: Foto 2. Boomklever man.
Rechts: Foto 3. Boomklever vrouw.
Beide in typische houdingen. Maarten-Jan van den Braak.
De Boomklever heeft een rijk repertoire van erg luide roepen. Hij roept veel en vaak zoals bij het foerageren met een scherp “zit” of langgerekter “ziit”, scherper klinkend dan bij Mezen. Bij opwinding en als alarmroep een krachtig en zeer luid “twett” (of iets stijgend “tsjuitt”), vaak herhaald in korte reeksen en rust. Daarbij is hij onrustig, steeds in beweging met slechts weinig periodes van rust.
Als broedvogel komt hij in bijna geheel Europa voor met uitzondering van de noordelijke Taiga en delen van het Middellandse Zeegebied. Broedvogels blijven doorgaans het gehele jaar in een territorium van 1-2 hectaren. Als er dichtheden van meer dan 3 paartjes per ha aangetroffen worden, is dat een biotoop van zeer hoge kwaliteit. Jonge vogels gaan na het uitvliegen zwerven, maar vestigen zich meestal maar enkele kilometers verderop. Over het algemeen is het een weinig mobiele vogel. Er is seksuele volwassenheid aan het einde van het eerste levensjaar. Ze overwinteren in het nieuwe broedgebied vanaf het 2e levensjaar. De Europese Boomklever, Sitta europaea, is extreem asociaal ten opzichte van zijn leeftijdgenoten, de sociale band is alleen beperkt tot zijn partner.
Links: Foto 4. Boomklever. Wil de Veer.
Rechts: Foto 5. Boomklever. Wil de Veer.
Boomklevers leven vooral in in verval geraakte loof- en gemengde bossen. In Nederland met name in de Oostelijke delen van ons land, zie kaart 1 en 2. De bomen dienen minstens middelmatig hoog te zijn met een weide kroon met vele takken en clusters van twijgjes, die in dezelfde mate gebruikt kunnen worden voor het foerageren als de hoofdstammen en grote takken. Zulke bomen komen veelal voor in: meer open bos, kleine bosjes, lanen, houtwallen en oude parken. Wel moeten de bomen niet te ver van elkaar af staan, daar de Boomklever meestal slechts korte afstanden vliegend overbrugt. De Boomklever lijkt een voorkeur te hebben voor Notenbomen en Hazelnotenstruiken. Daarnaast zijn Eiken, Beuken en Kastanje ook geliefde houtsoorten. De leeftijd van de bomen is daarom van groot belang, aangezien dikke bomen de mogelijkheid tot uitgebreid foerageren bieden.
Begin 1900 kwamen ze pas definitief in ons land. Tegenwoordig zijn ze behoorlijk talrijk. De Boomklever stoort zich nauwelijks aan menselijke nabijheid.
De winterverspreiding, zie kaart 2, komt overeen met die in het broedseizoen.
De groei in broedpopulatie bedroeg volgens SOVON van 1990 tot en met 2015 9% per jaar.
Links: Kaart 1, Broeddichtheid Nederland, 2013-2015.
Rechts: Kaart 2, Wintervogels Nederland, 2013-2015. Beide SOVON.
Volgens SOVON zijn er in de winter 90.000-110.000 Boomklevers en het aantal broedparen wordt op 31.000-38.000 geschat in Nederland in de periode 2013-2015.
Het voedsel bestaat in de broedtijd en zo lang mogelijk erna uit insecten en spinnen. Vooral belangrijk in verband met de eiwitten voor de jongen om te kunnen groeien. In nootjes-rijke jaren zijn beuken- en/of hazelnoten belangrijk wintervoedsel. Maar ze eten ook vruchten en boomzaden zoals van dennen, sparren en haagbeuk.
Het zijn holenbroeders en nestelen in gevonden of zelf uitgehakte boomholten, nestkasten of rotsholten. De ingang wordt vaak in grootte aangepast met klei zodat grotere vogels niet binnen kunnen dringen. De diameter van het gat is ongeveer 27 mm. Zijn naam heeft de boomklever te danken aan het gedeeltelijk dicht pleisteren van de nestingang, al heeft het op en neer lopen tegen de boomstam mogelijk ook een rol gespeeld. Ze broeden van eind april tot juli en leggen 7-9 witte eieren met fijne roodbruine vlekken, die na 14 dagen uitkomen. Ze hebben meestal 1 maar soms ook 2 legsels per broedseizoen. Waarschijnlijk broedt alleen het vrouwtje en wordt zij tijdens het broeden door het mannetje gevoerd. Beide vogels verzorgen de jongen die na 24 dagen uitvliegen.
Foto 6. Boomklever. Maarten-Jan van den Braak
Je ziet ze in onze omgeving in oude parken, grote tuinen, op de Malpie, in het Leenderbos en aan de rand de Leenderheide.
Dus kijk en luister goed, het is zeker de moeite waard!
Maarten-Jan van den Braak, IVN Valkenswaard-Waalre
Bronnen
- Alle vogels van Europa, F. Jiguet en A. Audevard, 1e druk 2016 pag. 358.
- ANWB Vogelgids van Europa. Zesde druk 2016, pag. 348 – 349.
- Handbuch der Vögel Mitteleuropas Band 13/2, Urs N Glutz von Blotzheim en Kurt M Bauer pag. 817-875.
- Site van de vogelbescherming, www.vogelbescherming.nl/ontdek-vogels/kennis-over-vogels/vogelgids/vogel/?q=Boomklever.
- SOVON Vogelatlas, 2018 Kosmos Uitgeverij, pag. 480 en 481.
- Veldgids vogelzang, KNVV Uitgeverij, 1e druk 2017, pag. 206.
- Advanced bird ID guide, the Western Palearctic, Nils van Duivendijk, New Holland Publishers, reprint 2011, pag. 223.
- Handbook of the Birds of Europe, the Middle East and North Africa, Volume VII: Flycatchers to Shrikes. Cramp, ed: 1993. Pag. 299.
- The Nuthatches, Poyser 1998. Matthysen. Pag. 36 ev.
- Tekening bewegingsstudie uit Handbuch der Vögel Band 13/2 pag. 853 foerageergedrag.
- Kaart 1 en 2: SOVON Vogelatlas www.sovon.nl/nl/soort/14790.
- Foto’s: Maarten-Jan van den Braak en Wil de Veer.