Wat ons verder brengt

Moedeloos zit ik op mijn tuinbankje te staren naar mijn eigen kleine, piepkleine stukje aarde. Een plekje waar ruimte is voor zoveel mogelijk verschillend leven. Maar dit keer troost het me niet.
“Wat is er?” vraagt Mus.
“Niks” zeg ik ontwijkend.
“Je liegt” constateert Mus.
“Klopt” geef ik toe.
“Nou laat horen” dringt hij aan.
“Het zijn nare tijden Mus. Zoveel mensen op de vlucht, rotzooi overal, idioot weer. En wat doe ik? Dit!“ en ik wijs beschuldigend naar mijn tuin.
We zwijgsamen.
Dan zegt Mus: “Hou je hand eens op”
“Wat?”
“Je hand op houden!”
“Oké” weifel ik en doe wat hij zegt.
Tot mijn stomme verbazing vliegt hij naar me toe en landt in mijn handpalm.
Ik voel het gekriebel van zijn kleine, warme pootjes, de zachtheid van zijn veertjes en het razendsnelle bonzen van zijn hartje.
Krampachtig houd ik mijn hand in een kommetje, bang om hem dood te knijpen.
Hij zit verstijfd en kijkt me met een kraaloogje oplettend aan.
“Best spannend” fluister ik.
“Vind ik ook” antwoord hij “maar waar het om gaat is vertrouwen”
Dan schudt hij zijn veertjes en vliegt zonder een woord weg.
Hij laat me achter met een warme hand en een nog warmer hart.

Deel deze pagina