Tuin en moestuin

Langste dag, kortste nacht

“Hé Mus! Waar zit je?”
De mussenkolonie houdt verschrikt op met tjirpen, zeuren en schelden. Verbaasd bekijken ze mijn uit het slaapkamerraam stekende hoofd. Dit vindt men toch raar; een mens op ooghoogte meters boven de grond.
Ik hoor snelle vleugelslagen en Mus landt op het plankje onder het kunstzwaluwnest dat tegen de muur hangt.
“goedemorgen!” roept hij joviaal.
“goedemorgen, goedemorgen, helemaal geen goedemorgen!” mopper ik. “Het is verdorie pas half 5!”
Mus kijkt weifelend “nou dat weet ik niet hoor”.
“Iedereen slaapt nog” zeg ik “en jullie houden daar helemaal geen rekening mee. Het gaat hier tekeer als op een beursvloer. Wat een gekrakeel!
Mus kijkt verbaasd om zich heen. “Gekrakeel? Maar dat is toch altijd zo? Wat is je probleem?”
Het.. is.. heel.. erg.. vroeg! Leg ik verbeten uit.
“Ja maar” werpt Mus tegen; “de zon komt zo op! Dan is het dag! Dan gaan we aan het werk! Dat doen we toch altijd! In de winter klaag je nooit!”
“Natuurlijk niet!” roep ik vertwijfeld uit over zoveel onbegrip. “Dan slapen jullie uit tot minstens 10 uur!”
“Alleen als het heel koud is” werpt Mus nuffig tegen.
Even ben ik stil want ja daarin heeft hij gelijk.
“Trouwens” vervolgt Mus “waarom zeg je niks over de merels of de roodborsten die zijn nog veel vroeger op.”
Oei! Ook daarin heeft hij gelijk. “dat is, dat is anders” stotter ik.
“Hoezo anders?” Mus houdt zijn kopje vragend scheef.
“ Ze zitten niet op mijn vensterbank” mompel ik.
“Oh ja” sneert Mus “als het maar bij de buren is en niet in je eigen tuin!”
Ik voel me betrapt.
“en ze Zingen” verduidelijk ik bozig.
Mus trekt ironisch een wenkbrauw op. “Oh, we zijn dus ook niet goed genoeg voor je?”
“En trouwens nu we toch praten” ruzie ik verder “deze nesten hier zijn ook helemaal niet voor jullie!
Die zijn bedoeld voor de huiszwaluwen!”
“Discriminatie!” brult Mus terug “waarom zij wel en wij niet hè?”
“Omdat, omdat zij zo lief pruttelen en kwebbelen in plaats van te schreeuwen en te schelden als jullie, daarom!” gil ik.
“Zeg kunnen jullie eindelijk eens stoppen met dat geruzie” klinkt het achter me vanuit het bed “jullie zijn alle twee even erg!”
Boos staren Mus en ik elkaar aan.
De kolonie om ons heen begint zachtjes onderling te monkelen.
Mus recht zijn schouders en zegt “We praten morgen wel verder, je bent nu niet voor argumenten vatbaar” en hij vliegt weg.
Met een nijdige klap sla ik het raam achter hem dicht en ga slapen………beneden op de bank.



Ontdek meer over

Deel deze pagina