Wat is biodiversiteit?
Kort en bondig wordt met biodiversiteit bedoeld: alle leven op aarde. De aarde kent een enorme soortenrijkdom aan bacteriën, planten, dieren, insecten, van organismen die met het blote oog niet waarneembaar zijn tot de potvis, het grootste zoogdier. De mens is een soort die ook in het rijtje thuishoort. Al deze organismen leven op het land, in het water, in de lucht of onder het maaiveld. Abiotische, niet-levende factoren als neerslag en temperatuur hebben invloed op planten, dieren en micro-organismen. Door verschillen in leefomstandigheden en aanpassingen daarop zijn binnen soorten genetische variaties ontstaan, verschillen die slechts op DNA-niveau zijn vast te stellen, maar wel bijdragen aan de diversiteit.
De aarde kent leefgebieden met een grote variëteit aan soorten, zoals de tropische regenwouden en de koraalriffen. Andere gebieden, woestijnen en beide polen, kennen daarentegen een lage diversiteit. Klimaatinvloeden zijn bepalend voor de mate van diversiteit. Gebieden met een hoge diversiteit zijn beter opgewassen tegen droogte, insectenplagen, ziektes en overstromingen. Deze gebieden zijn veerkrachtiger, herstellen sneller na een terugval. Slechts een fractie van alle leven op aarde is ons bekend. Er ontstaan nieuwe soorten en er verdwijnen soorten.
Onderlinge relaties
Naast de enorme verscheidenheid aan levende soorten gaat biodiversiteit ook over de onderlinge relaties tussen soorten. Alles in de natuur is met elkaar verbonden in een complex netwerk dat ervoor zorgt dat ruimteschip aarde blijft functioneren. Het meest bekende voorbeeld is de voedselketen: kreeftjes eten algen, forellen eten kreeftjes, grotere roofvissen eten forellen en de visarend voedt zich met roofvissen. Er zijn ook andere relaties: bodemleven dat werkt aan bodemvruchtbaarheid, planten aan CO2-vastlegging, insecten die voor bestuiving zorgen en bacteriën voor afvalverwerking en waterzuivering.
Wanneer een soort verdwijnt kan dat verstrekkende gevolgen hebben voor de achterblijvers, levensbedreigend zelfs. Sommige soorten zijn zeer kieskeurig, zoals de dagpauwoogvlinder, die zijn eitjes slechts alleen afzet op brandnetels. Geen brandnetels betekent geen overlevingskans voor de dagpauwoog, de vlinder sterft uit. Als in de voedselpiramide een schakel ontbreekt, heeft dat gevolgen: geen voedsel, minder of ander voedsel voor soorten hoger in de keten. Het in stand houden van biodiversiteit heeft te maken met het in stand houden van relaties tussen soorten.
Alle soorten zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van andere, dat geldt ook voor de mens. Voor de meeste soorten zijn alternatieve voedselbronnen en voortplantingsplekken te vinden. Wanneer te veel bronnen en plekken verdwijnen, wordt het voortbestaan van een soort ongewisser.
IVN werkgroep Biodiversiteitsherstel Valkenswaard-Waalre
Meer over biodiversiteit, wat er in de buurt gebeurt en wat jezelf kunt doen