Insecten en bodemdieren
Vlinderweetjes
Soorten vlinders
Het leven van een vlinder
Wat heeft een vlinder nodig?
Hoe oud wordt een vlinder?
In Vlindertuin Waalre doen we ons best om er een fijne plek voor allerlei vlindersoorten van te maken. Als je weet hoe een vlinder leeft en wat daarvoor nodig is, is het makkelijker om het vlinders naar de zin te maken. Wil je ook meer over vlinders weten?
Soorten vlinders
Er zijn dagvlinders en nachtvlinders. Als we het over ‘vlinders’ hebben, denken we meestal aan dagvlinders. En nachtvlinders? Als mensen over ‘motten’ praten, gaat het eigenlijk over nachtvlinders.
In Nederland komen 50-60 soorten dagvlinders voor. Nachtvlinders zijn er veel meer: wel meer dan 2000 soorten. Heel veel daarvan zijn wel erg klein.
Wat is het verschil?
Het lijkt simpel. Een dagvlinder vliegt overdag, en een nachtvlinder ‘s nachts. Maar dat klopt niet helemaal. Er zijn allerlei soorten nachtvlinders die (ook) overdag vliegen.
De twee groepen zien er anders uit. Kijk maar heel goed naar de kop van een dagvlinder. Dan zie je twee voelsprieten (antennes) met een knopje aan het eind. Nachtvlinders hebben ook voelsprieten, maar aan het einde daarvan zit nooit een knopje. Vaak zien ze er uit als een veer (er zijn ook andere vormen).

Links een dagvlinder, rechts een nachtvlinder
Het leven van een vlinder
Een vlinder hoort bij de insecten. Hij heeft 6 poten. Dat is een kenmerk van insecten.
De meeste insecten hebben als levensloop: ei – larve – pop – volwassen insect. Het volwassen insect kan na het paren eitjes leggen en zo is de levensloop dan weer rond.

Ei, rups, pop en vlinder van de koninginnenpage
Ei
Vlindervrouwtjes die eitjes willen leggen, gaan op zoek naar de juiste planten. Want het kleine rupsje dat uit het eitje gaat komen, heeft meteen voedsel nodig. Als de rups niet op of heel dicht bij de voedselplant zit, gaat hij dood.
Heel vaak maakt de vlinder de eitjes netjes vast aan de voedselplant. Liefst aan de onderkant van een blad omdat de eitjes dan niet opvallen. (Vlindereitjes zijn voor sommige dieren een lekker hapje.) Er zijn ook vlinders die hun eitjes strooien. Dat doen bijvoorbeeld zandoogjes. Hun rupsen eten van gras. Daarvan staan meestal heel veel planten dicht bij elkaar.
(Op de foto: ei van oranjetipje)
Rups
Uit een eitje komt een larve; bij een vlinder noem je de larve een rups. Een rups moet vooral héél veel eten. Rupsen zijn vaak erg kieskeurig. Van sommige soorten vlinders, zoals de atalanta, eten de rupsen maar van één plantensoort. Zo’n soort noem je een waardplant. Voor de atalanta is dat de brandnetel. Er zijn meer rupsen die graag brandnetel eten: bijvoorbeeld rupsen van de dagpauwoog, kleine vos, landkaartje en gehakkelde aurelia. Brandnetels zijn daarom heel belangrijk in een vlindertuin.
Andere vlindersoorten hebben andere waardplanten. Bijvoorbeeld de rupsen van het koolwitje eten graag … kool! Verder houden ze ook van wilde planten die familie van de kool zijn. De rupsen van de koninginnenpage houden van worteltjes, venkel, dille.
(Op de foto: rups van oranjetipje)
Insecten hebben geen botten voor de stevigheid. Zij hebben een harde huid die zorgt dat ze hun vorm houden. De huid groeit niet mee. Daarom moet een rups af en toe vervellen om te kunnen groeien. De oude huid die te klein is geworden, splijt open. Daaronder zit al een nieuwe zachte huid die de rups meer ruimte geeft. Die nieuwe huid wordt snel hard aan de lucht.
Veel rupsen moeten wel 5 keer vervellen tot ze genoeg gegroeid zijn.
Pop
Een rups die genoeg gegeten heeft, wordt sloom. De rups gaat een plek zoeken om te verpoppen.
Een rups ziet er heel anders uit dan een vlinder. In de pop gebeurt het ombouwen. Een pop is kwetsbaar. Hij heeft geen poten om weg te lopen, zoals een rups. Ook geen vleugels om weg te vliegen zoals een vlinder. Dus het is belangrijk dat de pop op een rustige plek zit die niet opvalt. Sommige soorten vlinders hebben een pop in de grond. Andere hebben een pop die aan een tak of stengel hangt.
(Op de foto: pop van oranjetipje)
Vlinder
Onder de poppenhuid van een rijpe pop kun je de kleuren van de vlinder al een beetje zien. Het ombouwen van rups naar vlinder is bijna achter de rug. Als het zover is, splijt de poppenhuid open. De vlinder wringt zich eruit. Hij kan niet meteen wegvliegen want in de pop zaten de vleugels opgevouwen. Ze moeten eerst opgepompt worden en daarna moeten ze drogen.
Dan kan de vlinder de wijde wereld in! Op zoek naar bloemen om nectar uit te zuigen. Zo krijgt hij genoeg energie binnen om te vliegen. Al vliegend gaan mannetjes en vrouwtjes op zoek naar elkaar. Na de paring worden er eitjes op of in de buurt van waardplanten gelegd. Daarmee kan het hele levensverhaal weer van voor af aan beginnen.
(Op de foto: oranjetipje, links vrouwtje en rechts mannetje)
Wat heeft een vlinder nodig?
Net als alle andere dieren heeft een vlinder de 3 V’s nodig: voedsel, veiligheid en voortplanting. Omdat een vlinder een insect is, is warmte belangrijk. Insecten zijn koudbloedig en kunnen alleen goed bewegen wanneer ze opgewarmd zijn. Zonnige plekken zijn echt nodig in een vlindertuin.
Sommige soorten vlinders kunnen een flink eind vliegen. De meeste soorten komen in hun leven niet erg ver. Dat betekent dat de plekken die geschikt zijn voor de 3 V’s ook dicht bij elkaar moeten liggen.
Voedsel
Als ei en als pop is geen eten nodig. Voor rups en vlinder is wél belangrijk dat er genoeg te eten is.
De eitjes moeten gelegd worden op of vlakbij de waardplanten. Welke planten geschikt zijn, hangt van de vlindersoort af. Brandnetels zijn belangrijk in een vlindertuin. Daarvan eten de rupsen van onder andere atalanta, dagpauwoog, landkaartje, kleine vos, gehakkelde aurelia en distelvlinder. Bekende andere waardplanten zijn koolsoorten (voor de rupsen van het koolwitje), vuilboom (citroentje), grassoorten (zandoogjes), venkel en familieleden daarvan (koninginnenpage), klimop (boomblauwtje), look-zonder-look (oranjetipje) en viooltje (kleine parelmoervlinder).
Meestal is het zo dat de rupsen ook wel van meer soorten planten kunnen eten.

Rupsen van atalanta op brandnetel
Een rondvliegende vlinder heeft heel ander voedsel nodig. Vlinders hebben geen kaken om te kauwen. Zij zuigen met hun roltong nectar uit bloemen. Hoe zonniger de plek waar de bloemen staan, des te liever komt een vlinder op bezoek. Er moet natuurlijk wel iets te halen zijn. Tuinplanten met prachtige grote bloemen, zoals sommige soorten hortensia en tuinviolen, hebben vaak bijna geen nectar. Hier heeft een vlinder helemaal niets aan. Wilde bloemen of tuinplanten met kleine bloempjes zijn veel aantrekkelijker.
Sommige soorten vlinders zijn niet kieskeurig uit welke bloemen ze de nectar halen. Andere hebben hun favorieten. Een distelvlinder haalt bijvoorbeeld graag nectar bij de akkerdistel. Sowieso is de kleur van de bloemen belangrijk. Vlinder kunnen namelijk kleuren zien! Paars en geel vinden ze erg mooi.
Als een rups van een waardplant eet, heeft de waardplant daar geen profijt van. Dat is anders bij vlinders die nectar zoeken. De nectar zit vaak diep in de bloem. Om daarbij te kunnen komen, raakt de vlinder met zijn poten en lijf de rest van de bloem aan. De stuifmeeldraden vegen langs de vlinder en laten wat stuifmeel op het lijf achter. Als de vlinder daarna naar een andere bloem van dezelfde plantensoort gaat, gaat het stuifmeel mee en kan terecht komen op de stamper. Vlinders (en andere insecten) zijn voor die bloemen heel belangrijk voor de bestuiving.

Gehakkelde aurelia op zonnehoed
Veiligheid
Vooral voor ei en pop zijn veilige, ongestoorde plekken van belang. Eitjes en poppen zitten vaak verborgen in de begroeiing. Soms overwinteren ze daar. De tuin ‘winterklaar’ maken door alle afgestorven planten weg te halen, is dus helemaal geen goed idee. Er zijn soorten vlinders die als rups of vlinder overwinteren. Ook zij vinden het fijn als ze daarbij niet gestoord worden.
In andere jaargetijden zijn ook schuilplekken nodig. Denk maar eens aan een zomerse stortbui of een najaarsstorm. Vlinders en rupsen schuilen dan graag onder bladeren. Vlinders zoeken ook wel holle bomen of iets dergelijks op.
Voortplanting
Alleen als vlinder kunnen de diertjes paren. Daarvoor moeten mannetje en vrouwtje elkaar kunnen vinden. Het scheelt als er in de buurt genoeg vlinders van dezelfde soort rondvliegen. Zo is de kans groter dat ze elkaar tegenkomen. Is een vlindertuin maar klein, dan is het belangrijk dat er rondom meer plekken zijn waar vlinders goed kunnen leven.
Hoe oud wordt een vlinder?
Een vlinder wordt niet zo oud. Als hij eenmaal aan het rondvliegen is, leeft hij meestal nog hooguit een paar weken. Het hangt wel van de soort af. Sommige soorten vlinders overwinteren als vlinder, bijvoorbeeld het citroentje. Die kan dan een half jaar oud worden.
Eén generatie
Er zijn vlinders die in een jaar maar één keer van vlinder, eitje, rups, pop naar opnieuw vlinder gaan. Je noemt dat één generatie per jaar. De vorm waarin hij overwintert, is dan de vorm die het langst leeft. Voorbeeld is het oranjetipje. De vlinder vliegt in het voorjaar en overwintert als pop. De pop ‘leeft het langst’.
Overwinteren kan als ei, rups, pop of vlinder. Elke soort vlinder heeft zijn eigen manier.
Meer generaties per jaar
Veel soorten vlinders vliegen in meer periodes per jaar rond. Tussen de vliegperiodes in zijn ze ei, rups en pop. Hoe snel dat gaat, hangt af van de temperatuur. Hoe warmer het is, des te sneller het gaat. Voorbeeld is het landkaartje. In koude zomers zijn er twee vliegperiodes (‘generaties’) maar in een hete zomer komen er drie vliegperiodes voor.

Landkaartje, zomergeneratie
Gevaren
In de natuur worden bijna alle dieren minder oud dan in gevangenschap. Dat verschil zie je ook bij vlinders (ben je in een dierentuin wel eens in een vlinderkas geweest?). Eitjes, rupsen, poppen en vlinders staan op het menu van heel veel dieren. Denk bijvoorbeeld aan vogels en vleermuizen.
Verder speelt het weer mee. In droge periodes groeien de waardplanten en nectarplanten minder goed waardoor rupsen en vlinders minder te eten hebben.
Tot slot zorgen het verkeer en de landbouw voor slachtoffers.