
Lucinia svecica cyanecula (Linnaeus 1758)
Gepubliceerd op 13 juni 2019
De Blauwborst kent twee ondersoorten: In Nederland vooral de Witgesterde Blauwborst, Lucinia svecica cyanecula, een opvallende en pittige verschijning. Hoewel hij door velen als zeldzaam wordt gezien, komt hij algemeen voor in Nederland. Omdat er veel geschikt leefgebied bijgekomen is, heeft de soort zich zo goed ontwikkeld, dat hij zelfs uit de “Rode Lijst” geschrapt is.
Hij doet zijn naam eer aan. Vooral het mannetje, als hij in vol ornaat zijn uitbundige zang ten gehore brengt. Nederlandse namen zijn o.a.: Blaubusje; Blauwkeeltje; Witvlekblauwborstje en Pauwstaartje.
Hij heeft een lengte van 13-14 cm. Vergelijkbaar met een Heggenmus. Slank, met lange dunne poten. In alle kleden, behalve juveniel, te herkennen aan witte wenkbrauwstreep en roestrode vlek aan de staartbasis.
Links: baltsgedrag, borst vooruit en staart omhoog; rechts: Blauwborst op typische zangplek (foto: Wil de Veer)
Vanaf eind maart komen ze als eerste van de moerasvogels, na een soms 3000 km lange reis in Nederland aan. Het broeden begint vanaf april tot in juli. Jaarlijks zijn er 1 of 2 legsels, met elk 3-7 eieren. Broedduur 12-14 dagen. Het nest wordt op de grond gemaakt, verstopt tussen de vegetatie, aan de binnenkant bekleed met pluisjes en/of paardenhaar. De jongen zitten 13-14 dagen in het nest. Rond september vertrekken ze weer naar Zuid-West Europa en West-Afrika.
Daarentegen is de Roodgesterde Blauwborst, Lucinia svecica svecica in Nederland een zeldzame dwaalgast.
Links: rood broedgebied, blauw overwintering; rechts: mannetje Blauwborst (foto: Maarten-Jan van den Braak)
Biotoop: De Blauwborst heeft zich het best aangepast aan landschap, dat het midden houdt tussen bos en open landschap of valleien, zoals beboste toendra met moerassige open ruimtes tussen sparren, dwergwilg, jeneverbes, berkenbossen en heesterachtige natte landschappen. Maar ook op ondergelopen vlaktes, bij rivieroevers en meren in dichte maar lage houtachtige vegetatie, soms met riet en biezen/russen of wilg en els. Overwegend in vochtige of natte omstandigheden met overvloedige beschutting. Hij is bewoner van laagveen en laagvlaktes, van moerasachtige, bijna oeverloze rivierlopen. Inpoldering, drainage en ruilverkaveling hebben de biotoop in het verleden flink beperkt. De biotoop wordt gekenmerkt door natte, vochtige terreinen met veel dicht struikgewas en bomen als wilgen, vlieren en berken. Ook vaak in dichtbegroeide sloten. Dit type habitat is in Nederland flink toegenomen in de afgelopen decennia. Een belangrijke reden waarom de blauwborst het zo goed doet in ons land.
In onze omgeving kun je ze vinden op de Malpie, in het Leenderbos en op Valkenhorst.
Links: broeddichtheid Blauwborst, 2013-2015; rechts: mannetje Blauwborst (foto: Wil de Veer)
Voedsel: Insecten variërend van muggen, vliegen, kleine libellen, sprinkhanen, spinnen en soms, maar in mindere mate, mieren. Daarnaast wormen en kleine slakken. De meeste prooidieren leven op de bodem of zijn bewoners van de kruidachtige laag. In de nazomer en de herfst ook wel bessen en vruchtjes zoals Vogelkers en Bosaardbei.
Zoekt het voedsel op onbegroeide en/of zeer laag begroeide stukken grond. Zowel in droge wegberm als op vrij vochtige stukken grond met slib en slijk te midden van natte, met riet begroeide stukken. De combinatie van natte begroeide stukken en kale drogere grond voor het zoeken van voedsel lijkt essentieel voor de biotoop van de Blauwborst.
Zang: Zingt vanaf een goed zichtbare zangpost, top- of zijtak van een struik in nat gebied 2-4 meter hoog. Ook zingend in de baltsvlucht. Gaat dan recht omhoog waarna hij als een parachuutje omlaag dwarrelt. Zang: Stevig, aan het begin van de relatief lange, aarzelende, dan versnelde reeks van inleidende elementen "dip dip dip dip-dip ..." of "djip djip djip-djip ..." evenals in een onregelmatige sequentie van puur klinkende tonen. Bouwt langzaam op om vervolgens te versnellen. Doet denken aan een startmotortje. Een ander kenmerk is de imitatie van veel zang, van andere in het biotoop voorkomende vogelsoorten. Duur van de strofen, 8-21 seconden met pauzes van wisselende lengte. Maar ook imitatie van Patrijs, Kwartel, het getjilp van Krekels, ritselende bladeren en Veldsprinkhanen, en zelfs mechanische geluiden. De Lappen hebben het daarom over de "Honderd-tongige vogel".
Dus kijk en luister, het is zeker de moeite waard!