In het stadstuintje

Door een operatie zit ik behoorlijk aan huis gekluisterd en als ik al naar buiten ga dan is dat niet ver uit de buurt. In het voorjaar is dat geen straf omdat in het stadstuintje, zoals ik heb, van alles te beleven is. Zo wilden de pimpelmeesjes een nestkastje huren maar daar staken de koolmeesjes een stokje voor. Ik loop dan een beetje sussend rond, ‘kom op dames en heren, er is keuze genoeg’. Maar nee, wieberen pimpelmees! De koolmeesjes vlogen af en aan. Maar ook de merels en toch ook de pimpelmeesjes. Ze waren een tuin verderop neergestreken, denk ik. Ze scharrelden ook in mijn tuin op zoek naar voedsel. Op een van die zonnige dagen zat ik wat te mijmeren in de kussen van de luie stoel. Het viel mij op dat het wat onrustig was in de tuin. Gaan de koolmeesjes nu al uitvliegen? Ik had het niet echt goed gevolgd, wanneer begonnen ze met nestelen, wanneer eitjes, wanneer vliegrijp. Geen idee. Maar lang kon het zeker niet meer duren, het gepiep in het nestkastje werd steeds luider. Achter mij hoorde ik ineens wat geritsel en geknor. Dat is geen vogel, dat is een tevreden egel. ‘Ben jij nu wakker?’, vroeg ik hardop. Ik sprak tegen de struiken achter mij. Waar duidelijk een gezellig smakkend geluidje het egelfeest compleet maakte. ‘Laat je eens zien’, zei ik nog. Maar dat bleef uiteindelijk toch bij de egelpoepjes die her en der in de tuin verschenen. In mijn tuin is geen stukje grond onbegroeid dus verstoppertje spelen wil prima.

Hé, ze zijn er weer! De gierzwaluw maakt z’n opwachting. Dan is de zomer toch echt aanstaande en laten we de lente alweer achter ons. Al jaren heb ik een gierzwaluwkast aan de muur hangen. Elk jaar zonder succes, maar mijn mond viel dit keer open, ze zijn zo sneaky die gierzwaluwen. Ze gieren voorbij en warempel, ze hebben mijn nestkast ontdekt. Nu is mijn stadstuintje klein, maar eigenlijk zit alles erin. Ook de vuilboom waar ontzettend veel honingbijen dagelijks komen smullen. Wat dan ook wel weer een beetje jammer is want de wilde bijen zie ik wel in de voortuin maar weinig in de achtertuin. Zou het dan toch invloed hebben? Ineens is er alarm, maar natuurlijk, mereljongen zijn ontsnapt en die blijven voorlopig wel in mijn tuin. Schuilplekjes genoeg. Alhoewel tegen de katten zijn de doorgaans niet opgewassen. Ik neem mijn taak heel serieus en verjaag ieder vierpotig monster (grapje). Ik hoop maar dat alles groot wordt en niet ten prooi valt aan. Meer kun je niet doen toch. Ik loop de tuin in om mijn compostbak te legen en sta ineens oog in oog…. We schrikken van elkaar. Maar wat is dit weer een prachtige ontmoeting. ‘Het ga je goed jong! Wees voorzichtig’.