Hoogveen

Aa en Hunze 14 oktober 2023

Hoogveen bestaat uit resten onverteerde dode plantenresten voornamelijk veenmos. Dit veenmos groeit (soms in de vorm van kussens) aan het oppervlak en zuigt zich als een spons vol met regenwater. In hoogveen groeien maar enkele andere plantensoorten. Op hoger gelegen plaatsen komt wollegras voor en op drogere plaatsen diverse heidesoorten. Hoogveen heeft een bruine tot zwarte kleur en is in duizenden jaren uitgegroeid tot een pakket van plaatselijk wel vijf of zes meter dikte.

Hoogveen is gevormd boven de grondwaterspiegel. Dit kan op twee manieren. In gebieden met een slechte afwatering zoals in Groningen en het Hunzedal in Drenthe. Ongeveer 150.000 jaar geleden begon het landijs dat over Noord-Nederland lag te smelten. Er bleven smeltwaterafzettingen liggen die voornamelijk uit klei bestaan en die slecht water doorlaten. Op deze klei ligt een laag dekzand waardoor het regenwater wel kon zakken maar op de smeltwaterafzetting bleef liggen. Regenwater is erg arm aan nutriënten en weinig plantensoorten kunnen leven op zulk voedselarm milieu. Veenmos kan dat wel. Kussens van veenmos zuigen zich vol met regenwater. Als ze verzadigd zijn, bestaan ze voor negentig procent uit water. Het veenmos sterft van onderen af maar groeit aan de bovenzijde door. Het hoogveen is dus zelfvoorzienend in zijn waterhuishouding en is alleen afhankelijk van regenwater, niet van grondwater. In de loop van duizenden jaren vormt zich op deze wijze hoogveen.

Een andere manier van hoogveenvorming ontstond op plaatsen waar de vorming van laagveen niet meer mogelijk was. De groei van laagveen begon 8000 tot 5000 jaar geleden. De zeespiegel steeg en de grondwaterstand steeg mee, waardoor er veel meren en lagunes ontstonden. Deze wateren werden opgevuld met laagveen. Als een laagveenpakket zo dik werd dat het boven de grondwaterstand uitkwam, vindt er geen laagveenvorming meer plaats. De moerasvegetatie die voor de vorming van laagveen zorgde stierf af. Op plaatsen waar veenmos in het laagveen groeide ging de vorming van laagveen over in hoogveen.

Hoogveen is ontstaan op zandgebieden vooral in Oost-Nederland, in Noord-Brabant en in het zuidoosten van Drenthe en Groningen. Door toedoen van de mens is het hoogveen bijna overal verdwenen. Van de 16e tot en met de 19e eeuw werd het veen afgegraven, gedroogd en verhandeld als turf. In de middeleeuwen begon men met het ontwateren van het hoogveen in West-Nederland om het in gebruik te nemen voor de landbouw. Door die ontwatering en de landbouw oxideerde het veen en de bodem zakte. Hierdoor werd het gebied natter en ongeschikt voor akkerbouw. Op deze wijze veranderde West-Nederlandse hoogveen in veenweidegebied.

Hoogveenlandschappen bedekte vroeger een groot deel van Nederland en van dit karakteristieke landschap is vrijwel niets meer over. Diverse zeldzame of bedreigde soorten komen in Nederland alleen voor in hoogvenen en heides, zoals de adder, levendbarende hagedis, veenmier en turfloopkever. De hoogveenglanslibel groeit als larve op in wateren met een dichte veenmosbegroeiing. Een deel van de diersoorten is afhankelijk van de combinatie van hoogveenkernen en voedselrijkere, meer gebufferde condities aan de randen van het hoogveensysteem. Bijvoorbeeld de Goudplevier en Kraanvogel. Deze vogels broeden of overnachten in natte hoogveenkernen of overgangsvenen, waar roofdieren nauwelijks komen, maar foerageren in de voedsel- en mineralenrijkere randzone of op landbouwpercelen in de buurt. Vroeger nog de korhoen maar die komt alleen nog op de Sallandse heuvelrug voor.

In het gebied Esterweger Dose in Duitsland vindt nog turfwinning plaats omdat er vergunningen zijn die tot aan 2036 lopen. Daarna wordt het gebied omgevormd tot natuurgebied. In Nederland zijn vanaf de vorige eeuw de hoogvenen beschermd. Op sommige gebieden waar de turfwinning was beëindigd zijn tegenwoordig vernattingsmaatregelen genomen. Om zo opnieuw hoogveen tot ontwikkeling te laten komen. Door herstel van hoogveengebied kunnen we regenwater opslaan, wat dan minder snel onze beken en rivieren instroomt. Een ander groot voordeel is de opslag van CO2  in de planten en in het veen, maar alleen als het veen het hele jaar goed nat blijft. Ook is in het veen de opeenvolging van vegetatietypen te lezen. Door het bestuderen van microfossielen zoals stuifmeelkorrels, schimmelsporen, resten van microscopische dieren, algen, zaden en plantenresten kan er een beeld gevormd worden van de groei van het veen en het landschap eromheen. Zo kan de bewoningsgeschiedenis en de veranderingen in het klimaat gereconstrueerd worden. En blijkt het hoogveen een uniek historisch archief van landschap, mens en klimaat te zijn.

Last but nog least, we krijgen er ook nog eens een prachtige natuurgebieden voor terug. Ik heb twee passende video’s uitgezocht die het kijken waard zijn.

Willy van Houte

Video 1 

Video 2 

Het Veenmuseum

Deel deze pagina