De Bever of Castor Fiber

Aa en Hunze 21 januari 2024

Bevers de grootste knaagdieren van Europa hebben een kop- romplengte van ca. 75 tot 100 cm waarbij er geen verschil in grootte is tussen mannetjes of vrouwtjes.  

De platte geschubde staart heeft een lengte tussen de 25 en 37 cm en dient tijdens het zwemmen als een stuur. De staart wordt in de winter als vetopslagplaats gebruikt en als alarm. Bij gevaar geven ze met hun staart harde klappen op het water om hun familie te waarschuwen. Als ze hun burcht maken dient de staart om modder en grond mee aan te stampen. Een volwassen bever weegt ca. 23 tot 38 kilo.

De bever beweegt zich onhandig op het land met zijn korte pootjes die 5 tenen hebben. Aan de achterpoten zitten zwemvliezen wat de bever een uitstekende zwemmer maakt. Een bever kan  zwemmend een snelheid van 8 km/uur halen en wel vijf minuten onder water blijven. Zijn vacht is waterafstotend met een bovenlaag van lange vette en daaronder grijze wolharen die dicht op elkaar zitten. Bevers hebben doorzichtige oogleden waarmee ze onderwater kunnen kijken.

Bevers hebben kleine oren die ze samen met de neus afsluiten tijdens het zwemmen. In de bever wang zit een weefsel dat de mond kan afsluit tijdens het onder water knagen.  Bevers hebben krachtige kaken en grote voortanden die altijd doorgroeien. Bevers moeten dus actief blijven knagen aan bomen zodat deze tanden weer slijten. Deze snijtanden hebben een laag glazuur die ijzer bevat waardoor ze extra sterk zijn en oranje kleuren.

Bevers knagen het liefst zachte houtsoorten als Populier, Els en Wilg. Hiervan worden de bast, twijgen en de bladeren gegeten. Door de aanwezigheid van speciale bacteriën in de blinde darm kan het houtig materiaal verteerd worden. Deze knaagdieren zijn vegetariërs en het menu bestaat o.a. uit wortelstokken van waterplanten en kruidachtige planten maar ook landbouw gewassen als mais, biet en peen.

De leefomgeving van de bever beslaat een gebied van van 100 meter tot 3 kilometer aan het water als de oever zich leent om een burcht te maken en waar genoeg bomen beschikbaar zijn. Het indrukwekkende bouwwerk heeft zijn ingang onder water en komt uit in een groot ‘nest’ van takken en planten, bijeengehouden met modder. Als de oever ongeschikt is, bouwt de bever een drijvend nest dat alleen via de onderkant bereikbaar is. Een dam wordt alleen gebouwd wanneer het water te beweeglijk is of minder dan 50 cm diep is. 

Om hun territorium te markeren gebruiken ze sterk ruikende geursporen. Deze substantie uit de anaalklieren werd vroeger gebruikt als geneesmiddel en verwerkt bij het maken van parfum. Bevers houden geen winterslaap maar bij vorst verblijven ze in hun hol. Hebben ze voedsel nodig en kunnen niet naar boven om te ademen door het ijs dan maken ze een gat in de dam zodat het water wegstroomt en er lucht in de plaats kan komen.

‘Bevers kunnen door het bouwen van dammen de waterhoogte in de omgeving van de burcht bepalen. Zo brengen ze afwisseling in het landschap door hele zones met waterplanten te kortwieken wat de doorstroming bevordert. Op andere plaatsen bezinkt klei en zand door hun dammen wat erg goed is voor paaiende vissen. Hierdoor worden ook weer amfibieën, libellen en vlinders aangetrokken. Blijven er te weinig bomen over dan trekt de beverfamilie weer verder en kan het afgeknaagde bos weer aangroeien.

Bevers zijn monogaam en blijven een koppel voor het leven. Tussen januari en februari vindt de paring plaats in het water. Na 3,5 maand worden er twee of drie jongen geboren en de eerste weken de burcht niet verlaten. De jongen worden 3 maanden gezoogd en mogen twee jaar bij de ouders wonen om te helpen bij het opvoeden van jongere broertjes en zusjes. Pas in het derde jaar wanneer ze geslachtsrijp worden moeten ze op zoek naar een eigen territorium. De bever leeft solitair en een familie bestaat uit ouders, tweejarige en jaarlingen en pasgeboren jongen. Behalve de wolf hebben bevers in Nederland geen natuurlijke vijanden, ze worden gemiddeld 8 tot 12 jaar met een maximum van 35 jaar.

In de zeventiende eeuw waren bevers zo gewild om hun geur en vacht én voor zijn vlees dat ze in Nederland in 1862 uitstierven door de jacht. Sinds 1988 zijn er paartjes weer uitgezet in o.a. de Biesbosch en in 2021 in de Hunzevallei waarna ze al snel ook het Drentsche Aa gebied ingetrokken.

Afgelopen tijd was het waterpeil zo hoog dat beverburchten onderlopen en families zijn hun heil hoger op gaat zoeken, want ook bevers hebben een droge plek nodig. Omdat er te weinig hoogwater vluchtplaatsen zijn voor bevers is de kans groot dat ze naar een dijk vluchten en daar nieuwe holen gaan graven. Dit maakt dijken instabieler of in het ergste geval breken ze door.

Daarom zijn er “ bever patrouilles”  actief om met warmtecamera’s eventuele graafsporen te ontdekken en zo op tijd zijn met een plan van aanpak. Hun werk vindt veelal in de nacht plaats omdat bevers dan vooral actief zijn. Oplossingen zijn o.a. beverwerend gaas, het plaatsen van stenen op de oever of het aanpassen van het profiel van de dijk. De schatting is dat er inmiddels meer dan 5000 bevers in Nederland leven en daarom staat de bever niet meer op de Rode lijst van bedreigde zoogdieren.

Wel is de bever een strikt beschermde soort en hebben we als samenleving te leren leven met de bever. 

 

Willy van Houte

Deel deze pagina