September: De Regenworm – Lumbricidae

We kennen hem allemaal wel, alhoewel je hem niet zo vaak ziet. De regenworm, ook wel pier of aardworm genoemd.
Als het regent komen ze de grond uit en kun je ze goed bekijken.
De regenworm bestaat uit allemaal kleine ringetjes (=segmenten). Op elk ringetje zitten 4 paar borsteltjes.
Deze dienen voor steun en richtingbepaling.
De regenworm beweegt zich voort door zijn spieren samen te trekken. Hierdoor wordt hij steeds langer en weer korter. De spitse kant daar zit zijn mond.
De regenworm heeft geen skelet, geen ogen, oren en tanden.
Hoe weet hij dan dat er gevaar is? Trillingen in de grond kan de regenworm door zijn goed ontwikkelde zenuwstelsel waarnemen. Op het derde segment vanaf zijn mond zit een zenuwknoop waar alles geregistreerd wordt. Dus als er een mol aan komt, maar ook als het regent, veroorzaakt dit trillingen in de bodem en vlucht de regenworm naar boven. Er zijn vogels die wel een lekkere regenworm lusten, zij houden de regenworm voor de gek door met hun pootjes op de grond te trappelen, de worm vlucht naar boven en dan……. ligt het lekkere hapje voor het oprapen.
De ademhaling geschiedt via de huid en gaat rechtstreeks de bloedbaan in. Ook in zuurstofrijk water kunnen de wormen leven. Ze houden niet van licht, licht kunnen ze waarnemen met de zogenaamde fotoreceptoren, lichtgevoelige cellen in hun huid. Ook houdt de worm niet van warmte, het dunne huidje van de worm droogt dan te snel uit. De regenwormen zijn daarom ook ‘s nachts actiever. In de winter gaat de regenworm ook diep de grond in en houdt daar een winterslaap. Hij rolt zich op en smeert zich in met de afscheiding uit het zadel (= het verdikte deel van de worm waarin zich slijmvormende klieren bevinden) zodat hij niet uitdroogt.
De slijmerige afscheidingsstof uit het zadel wordt ook gebruikt tijdens de paring. Al hoewel de regenworm hermafrodiet is, zowel mannetje als vrouwtje, kan het zich niet zelf bevruchten. Tijdens de 3 tot 4 uur durende paring worden zaadcellen uitgewisseld. De zaadcellen worden naar speciale holtes in het lichaam gevoerd waar de zaadcellen maanden levend bewaard kunnen worden. De vrouwelijke organen gaan nu eitjes produceren, als deze rijp zijn worden de eitjes met behulp van de slijmafscheiding die als een band om de regenworm heen zit, naar voren geschoven tot boven de zaadcellen. De zaadcellen vermengen zich met de eitjes en zo wordt het eitje buiten het lichaam bevrucht. De slijmlaag wordt verder naar voren van het lichaam afgestroopt. De eitjes zitten dan in een slijmerige substantie dat de eitjes beschermt tegen uitdrogen. De buitenkant van het slijm droogt op tot een hard coconnetje. Het duurt 1 tot 5 maand tot het jonge regenwormpje uit zijn cocon kruipt.
De regenworm eet dood organisch plantaardig materiaal zoals plantenresten en afgevallen bladeren.
Bladeren trekt hij de grond in.

IVN Hoogeveen Henny Hauschild compostworm

Wereldwijd zijn er 670 soorten regenwormen, waarvan 22 soorten leven in Nederland.
De regenwormen zijn in 3 groepen te verdelen,

  1. Epigeïsche, deze soort leeft in de strooisellaag en graven niet.
    Voorbeeld: Eisenia fetida, de compostworm.
  2. Endogeïsche, deze leeft in de bovenste 40 cm van de bodem en graaft horizontale gangen.
    Voorbeeld: Aporrectodea calliginosa, grauwe worm.
  3. Anekische, deze graven diepe tunnels
    Voorbeeld: Lumbricus terrestris, de gewone regenworm.

Door het graven van de gangen wordt de bodem goed belucht, door het eten van organisch materiaal ruimen zij afval op en hun poep is zo fijn gemalen en rijk aan mineralen dat het voor de planten een weldaad is.
De regenwormen zijn echte grondverbeteraars.

Tekst: Henny Hauschild