Juni: Gewone pad – Bufo bufo

Je zou zeggen ‘gewone pad’ wat raar, zou er dan ook een ‘ongewone pad’ zijn? Dat niet, maar wel meer soorten padden. Zoals de rugstreeppad, knoflookpad, vroedmeesterpad en een zebrapad maar deze behoort niet tot de amfibieën.
We gaan het dus hebben over de gewone pad, een amfibie die in Nederland nog veel voorkomt. Het in een van de 16 soorten amfibieën die in Nederland thuishoren. Er zijn meer soorten maar deze horen niet in Nederland thuis en zijn dus exoten zoals de Amerikaanse stierkikker, Italiaanse kamsalamander en de springkikker.
De gewone pad is een middelgrote tot grote pad met oranje ogen met een horizontale pupil.

IVN Hoogeveen Johan Scheeres gewone pad

Het lichaam is variabel van kleur op de rug van grijsbruin tot geelbruin of roodbruin, de buik is wittig met een gemarmerde tekening.
De mannetjes zijn kleiner dan de vrouwtjes en hebben dikkere voorpoten. De gewone pad kan tot 11 cm groot worden.
De gewone pad komt op veel plaatsen voor en je kunt ze dan ook overal tegenkomen.  Het liefst hebben ze een gevarieerd landschap. Ze komen veel voor in tuinen, parken, bossen en heideterreinen. Hij komt in bijna geheel Nederland voor, behalve in het noorden van Friesland en Groningen want daar zit nogal wat zout in de bodem.
Wat veel mensen niet weten is dat amfibieën de meeste tijd van hun leven op het land leven en alleen het water nodig hebben om erin te paren en eieren in te leggen. De larven leven natuurlijk wel in het water maar zodra ze pootjes krijgen en de staart kwijt zijn kruipen ze het land op en komen pas weer terug naar het water om te paren en eieren te leggen.

IVN Hoogeveen Johan Scheeres gewone pad

De voortplanting komt vroeg in het voorjaar op gang als de temperaturen boven 5 graden is en de luchtvochtigheid goed gaan de mannetjes op weg naar het voortplantingswater. Deze zo geheten paddentrek kan zeer massaal zijn. Eenmaal in het water wachten de mannetjes op de vrouwtjes en als deze in het water arriveren dan worden ze vastgegrepen door een mannetje en zullen ze samen een geschikt plekje zoeken om de eisnoeren af te zetten.
Tijdens het wachten roepen de mannetjes met een monotoon geluid en klinkt als een hoog trillend piepje: orrt….ort….ort. en zijn zo gemakkelijk te zien tussen de waterplanten.

IVN Hoogeveen Johan Scheeres gewone pad

De eisnoeren komen vrij snel uit en de larven zwemmen vrij rond en eten algen en ander kleine organismen. De larven zwemen vaak in wateren waar ook vissen in zwemmen, de vissen eten geen padden larven omdat deze een giftige stof afscheiden en daardoor niet smaken.
De eisnoeren zijn gemakkelijk van andere amfibieën te onderscheiden, niet altijd gemakkelijk te vinden maar goed zoeken tussen waterplanten helpt.
De larven (kikkervisjes) zijn gemakkelijk van andere larven te onderscheiden, ze zijn geheel zwart en de staartpunt is rond.

Herkenningskaart_amfibie%EBnlarven.pdf (ravon.nl)

De larven krijgen eerst voorpootjes, later de achterpoten en als ze de staart kwijt zijn verlaten ze het water en gaan op land op zoek naar voedsel en schuilplaatsen.
Gewone padden eten op het land veel mieren, regenwormen, slakken, kikkers en insecten. Er is veel wat in hun bek past.
De jonge padden (subadulten) en de volwassen padden (adulten) kun je dus overal tegen komen en als ze eenmaal je tuin hebben ontdekt komen ze vaak terug. Padden kunnen best wel oud worden, tien jaar voor een pad is normaal.

Tekst en foto’s: Johan Scheeres