De Zomp – geologie
| deZomp | inventarisatie | blog | |||||||
| geschiedenis | mossen | ||||||||
| geologie | paddenstoelen | ||||||||
Inleiding
Heemtuin De Zomp is gelegen in het dorp Oosterbeek. Hij ligt op de helling van een stuwwal in een droogdal, het Zweiersdal, op een hoogte tussen 22.50 en 27.50 meter boven NAP. De centraal gelegen vijver ligt op circa 25.00 meter +NAP. Deze vijver vormt het brongebied van de Zuiderbeek, die via een vijver bij het kerkje de uiterwaarden van de Rijn instroomt.
Geologische geschiedenis
Nadat ons land al verschillende ijstijden en tussenijstijden (glacialen en interglacialen) meegemaakt had sinds zo’n 2 miljoen jaar geleden het Pleistoceen begon, werd het klimaat 200.000 jaar geleden zodanig dat vanuit Scandinavië enorme ijsmassa’s in zuidelijke richting schoven en voor het eerst ons land bereikten. Deze ijstijd wordt het Saalien genoemd. Ons woongebied ligt in de nabijheid van de maximale ijsuitbreiding en dat betekent een niet-volledige ijsbedekking van ons gebied. Het ijs kwam in onze omgeving in de vorm van dikke ijstongen, gletsjers, die zich via bestaande rivierdalen in zuidelijke richting bewogen. De ijstong die voor onze omgeving van belang was, lag in wat nu het IJsseldal is en bewoog zich vanaf Arnhem in westelijke richting tot net voorbij Doorwerth. Omdat de dalen veel te klein waren voor de ijsmassa, werden enorme schubben bevroren materiaal opzij geperst tot grote wallen, de stuwwallen. De afzettingen die aanwezig waren toen het ijs arriveerde, bestonden overwegend uit grofkorrelige zanden, afgewisseld met een enkele kleilaag. Die kleilagen werden meegestuwd en zorgen in de stuwwal voor barrières die het naar beneden zakkende grondwater (tijdelijk) tegenhouden. Zodoende kan het gebeuren dat boven de eigenlijke grondwaterspiegel, die zich in het bovendorp op ongeveer 20 – 25 meter diepte bevindt, een zogenaamde schijngrondwaterspiegel bestaat. Omdat gestuwde lagen altijd afhellen naar de richting van waaruit ze opgestuwd zijn, kan men voor Oosterbeek uitgaan van een helling in zuidelijke richting. Het water dat door de gestuwde kleilagen wordt tegengehouden, stroomt dus ook in die richting. Waar die schijngrondwaterspiegel op de helling van de stuwwal het maaiveld snijdt, zal het water aan de dag treden.
Na het al genoemde Saalien volgde een tussen-ijstijd (interglaciaal, vergelijkbaar met het huidige klimaat) en daarna de volgende ijstijd, het Weichselien. In die tijd had ons land weer met een permanent bevroren ondergrond te maken, maar bereikte het ijs ons land niet. Het klimaat leek op het klimaat zoals dat nu heerst in Siberië of Alaska. De neerslag (regen, maar vooral veel sneeuw) moest oppervlakkig worden afgevoerd omdat die niet in de bodem kon doordringen. Zo ontstond op de Veluwe een uitgebreid net van dalen die tegenwoordig droog zijn (de droge dalen van de Veluwe) of waarvan slechts het laagste deel water voert. De depressie waarin uiteindelijk de Zuiderbeek ontspringt, wordt in het proefschrift (Het middennederlandse heuvelgebied, 1961) van D.Teunissen, een geboren Oosterbeker, beschreven als een ruim 150 meter lang dal, dat begint op een hoogte van ongeveer 50 m en eindigt op een hoogte van ongeveer 10 m +NAP. Bovenstrooms wordt dit dal het Zweiersdal genoemd.
Het grondwater
De hoeveelheid water die hier uittreedt, is gemiddeld ongeveer 3 liter per seconde, dus in 4 seconden een emmervol. Dat is ongeveer 95.000 m3 per jaar. Op 250 meter ten noorden van de Zomp, aan de Fangmanweg 23/25 in de voortuin van de familie Hofstede, bevindt zich een 20 meter diepe waterput op een hoogte van 37,50 meter +NAP. De waterspiegel bevond zich op 6 mei 2000 op 19,67 meter beneden maaiveld (referentieniveau bovenkant rooster in de put), dit is globaal 17,83 m +NAP. Waarschijnlijk is dit waterniveau de bovenkant van de echte grondwaterspiegel en dus een ander soort water dan de schijngrond-waterspiegel die in de Zomp aan de dag treedt. Het uittredend water in de vijver heeft het jaar rond een temperatuur die dicht bij de 10 C ligt, de gemiddelde jaartemperatuur in Nederland.
De samenstelling van het water geeft, evenals de andere beken van de zuidelijke Veluwe, lage waarden te zien. Maar in het Beheersplan oppervlaktewater van de gemeente Renkum wordt voor de Zuiderbeek vermeld dat de gemiddelde stikstofconcentratie in 1991 de daarvoor gestelde norm acht keer heeft overschreden (19 mg N/l – 84 mg NO3/l). Ook de gehalten aan chloride (Cl – 66 mg/l) en sulfaat (SO4 – 70 mg/l) vertonen een duidelijke menselijke beinvloeding. Hiermee is de Zuiderbeek de meest verontreinigde beek in de gemeente Renkum. Niet duidelijk is of dat ook al geldt in het brongebied. De onderzoekingen zijn gedaan in het traject Fangmanweg, even stroomafwaarts van de Zomp. De elektrische geleidbaarheid, een maat voor de totale hoeveelheid opgeloste stof in het water, was op zaterdag 6 mei 2000 in het uitstromende water van de Zomp 520 microSiemens/cm. (Ter vergelijking: regenwater heeft een waarde tussen de 20 en de 80 microS/cm.) Dit is, in vergelijking ook met de andere beken in de gemeente, een hoge waarde.
bron: Ben van de Weerd