2016 04 Goede en slechte ouders, Gert-Jan Roebersen

Voor elk dier is het belangrijk om zich voort te planten. Alleen zo worden de genen doorgegeven aan het nageslacht en blijft de soort bestaan. Maar het ene dier besteedt veel zorg aan zijn nakomelingen; het andere kijkt er niet naar om.

Veel vissen, en ook kikkers, leggen grote aantallen eitjes, die zij na de bevruchting met rust laten. Het merendeel van de eitjes en larfjes dient vervolgens als voedsel voor andere vissen of roofinsecten zoals libellenlarven. De enkele visjes die overleven moeten de soort in stand houden. Vissen die wel aan broedzorg doen leggen minder eieren, maar houden deze goed in de gaten.

Ook in de vogelwereld zijn er grote verschillen in broedzorg, zelfs tussen verwante soorten. Grauwe ganzen en knobbelzwanen bewaken hun nest en jongen met veel vertoon. Mannetje en vrouwtje sluiten een huwelijk voor het leven (dat kan wel 30-40 jaar duren) en zorgen beide voor het nakroost. Als ganzen gaan zwemmen met hun jongen, dan zwemt de ene ouder voorop en de ander achteraan. Verstoorders worden met veel gegak en vleugelslagen weggejaagd.

Bij de wilde eend is het anders. Man en vrouw zoeken samen een geschikte nestplaats, op een verborgen plek en liefst dichtbij water. Maar als er gepaard is zit de taak van de woerd er op: hij laat zijn vrouw in de steek en zoekt het open water weer op. Misschien probeert hij een ander wijfje te versieren. Moeder eend broedt in haar eentje de eieren uit, en moet het nest dus geregeld alleen laten om voedsel te zoeken. Zij dekt het nest wel goed af, maar toch vallen eendeneieren nogal eens ten prooi aan roofdieren. Zijn de jonkies eenmaal uitgekomen, dan neemt ma hen mee naar het water en houdt hen goed in de gaten. Bij het minste onraad roept zij de jongen met een karakteristiek geluid bij elkaar. Toch kan zij niet voorkomen dat er wel eens een pulletje wordt weggevangen door een snoek of een reiger.

De eendjes in stadsparken en vijvers, zogenaamde soepeenden, maken het helemaal bont. Bij de met ons oud brood gevoerde mannetjeseenden spelen de hormonen soms in het begin van het jaar al flink op. Dan krijg je het schouwspel van de verkrachte eenden: drie of vier woerden die achter een vrouwtje aanzitten. De jonkies die nog in de winter uit het ei komen zijn ten dode opgeschreven: de eerste levensdagen eten zij alleen vliegende insecten, en die zijn er in februari nog niet.

Maar ook de eendjes die in de lente uit het ei kruipen treffen het niet. De ontaarde soepeend is een minder oplettende moeder dan haar wilde zuster. Als zij met haar nestjongen een straat oversteekt om bij het water te komen, en een auto of fiets komt te dichtbij, dan vliegt ze luid kwakend op en laat haar jongen in de steek. Zwemt zij voor haar twaalf pullen uit, dan valt het niet op als er een achteraan de rij door een roofdier wordt gevangen. Zo kun je enkele dagen achtereen dezelfde eend zien zwemmen met telkens minder jongen… Toch worden er altijd wel enkele groot, want je ziet nog steeds flinke aantallen ‘soepeenden’ in grachten en vijvers.

Gert-Jan Roebersen
Natuurgids IVN Amstelveen

Het is verboden deze column te dupliceren of te gebruiken zonder uitdrukkelijke toestemming van de schrijver/fotograaf/tekena(a)res.