2018 11 Fluisterliedje, Edith Kuiper
Met vakantie? Mijn lief en ik zoeken altijd bestemmingen in de natuur, in de hoop ruim getrakteerd te worden op de lokale flora en fauna. Meestal lukt dat en zijn we verrast door de vele vogels, planten en ander levend grut in onze tijdelijke woonomgeving. Terug in Amstelveen concluderen we steeds weer dat we ook in Amstelland gezegend zijn met een behoorlijke diversiteit aan plant- en diersoorten. Of je nu in je tuin staat of op je balkon, er tepiet, wiet of tididaat altijd wel iets in de lucht, boom of dakgoot. Gelukkig is dat kenmerkend voor een deel van het Nederlandse stedelijk gebied. Het viel de Britse ontdekkingsreiziger en schrijver Redmond O’Hanlon – die in 2009 met de Beagle meevoer op de reis In de voetsporen van Charles Darwin – ook op, toen hij drie jaar als gastschrijver in Almere woonde en daarover zijn boek De Groene stad schreef.
Onze kunstmatige stedelijke natuur is meer dan “beter dan niets”. Het is iets om zuinig op te zijn en smaakt naar meer. Je moet er natuurlijk wel oog en oor voor hebben om de natuur te kunnen beleven. Dan krijgt ieder fietstochtje en wandelingetje een extra dimensie. Zelfs ’s avonds als het donker is, stap ik regelmatig vrolijk mijn voordeur binnen na een ontmoeting met een egel, rivierkreeft, zingende bosuil, rood- of blauwborst.
Ooit gehoord van ‘cultuurvolgers’? Deze soorten benutten graag de mogelijkheden die mensen hen bieden. Ze nestelen in een schuur, onder dakpannen of steiger, met ons plastic afval of de uitgekamde vacht van onze geliefde viervoeters als nestmateriaal.
Ook in herfst en winter kun je de natuur helpen dichterbij te komen. Egels, huismussen, merels, mezen, vinken, spechten en roodborsten maken er dankbaar gebruik van. Dus kom maar op Amstelveners en omstrekers met het overgebleven broodkruim, overrijp fruit, de vetbollen en waterschaaltjes in je tuin en op je balkon! Het mes snijdt aan twee kanten. Zij de lust, wij de lol. Zo rommelde ik vorige winter wat in de tuin, op de voet gevolgd door de roodborst die zich dagelijks tegoed deed aan ons strooivoer. Wat een beloning: het ingetogen fluisterliedje dat hij zong, leek alleen voor mij bedoeld. De kanariepiet die ik als kind had, deed zoiets ook. Buurman de kanarioloog zei dan dat Pietje “broeds” was. Een paar keer eerder hoorde ik het ‘s winters een merel doen. Jac. P. Thijsse schreef er in de vorige of eervorige eeuw over: “… heel zacht en liefelijk en zo in zijn muziek verzonken dat je vlak bij hem kunt komen en aan snavel en keel kunt merken, dat hij het werkelijk is die daar zingt”.
Edith Kuijper
Natuurgids IVN Amstelveen
Het is verboden deze column te dupliceren of te gebruiken zonder uitdrukkelijke toestemming van de schrijver/fotograaf/tekena(a)res.