
Verslag van IVN fietstocht naar de grafheuvels
Donderdag 14 september om 13.30 uur verzamelde zich een groep van tien personen bij Natuurcentrum Maashorst. Hiervan twee gidsen: Jeroen Vonk en Jo voet.
De eerste stop was de grafheuvels bij Slabroek. Over de opgravingen kon verteld worden dat het allemaal met de amateur archeoloog Wiegersma uit Deurne begon die in 1922 de betreffende percelen kocht. Hierbij ontspon zich de discussie over de manier waarop doden ter aarde werden besteld door de eeuwen heen. Afhankelijk van de heersers en geloof werd begraven of cremeren het gebruik. In 1991 werd cremeren door de Rooms-katholieke kerk pas gelijk gesteld aan begraven. Ook werden lijken, afhankelijk van rijkdom en maatschappelijk aanzien, dichtbij of veraf de kerk begraven. Zelfmoordenaars en ongeboren kinderen moesten buiten gewijde aarde, dit betekent buiten het kerkhof, worden begraven. Een deelnemer van de fietstocht had dat persoonlijk meegemaakt.
Op naar de Kanonsberg die herinnert aan Napoleon. In deze regio zijn ook andere namen die aan deze periode herinneren: Franse Straat, Legerstraat en Smerdèl. De hoogte van de Kanonsberg is 17 meter boven NAP. Hier stortte tijdens de Tweede Wereldoorlog in 1943 een Mess BF 109 neer. Volop heide die vooral tussen de twee Mariadagen bloeit: tussen 15 augustus, Maria ten Hemelopneming en 15 september, Zeven Smarten van Maria (In België Zeven Weeën van Maria). Op de Kanonsberg, waar ook Klapeksters huizen, zijn sinds 1999 geen broednesten meer waargenomen (zo wel van standvogels als van doortrekkers). Klapeksters zijn wintergasten. Ze produceren braakballen en hebben als prooi muizen, mestkevers, levendbarende hagedissen, die ze spietsen aan een tak of doorn. Hier groeit ook Bezemkruiskruid, een invasieve soort sinds 1930. Als je de plant uittrekt lijkt het, met een beetje fantasie, op een bezem. Vandaar de naam.
Dan naar de Vorstengrafdonk, via de Hooge Vorssel, die haar naam te danken heeft aan de vele kikvorsen in het gebied. Bij de tunnel bij de Vorstengrafdonk zijn diverse taferelen geschilderd. Hier werd het verhaal verteld van de (houtskool)brander en het ontstaan van de Zeven Bergen. Maar ook van kabouter Hans Joppe, die reizigers vergezelde en afscheid nam met de woorden “Houdoe wanne, ik zé der”.
Verderop kwamen we bij een urnengraf wat bij toeval werd ontdekt tijdens het leggen van de aardgasleiding in 1963. Voor het verbranden van een lijk tot as is 4m3 eikenhout nodig.
De Landweer met diverse rijen palen even verderop toont de grens aan tussen Land van Ravenstein en Hertogdom Brabant.
Het pad naar Paalgraven met de cortenstalen loopbrug was erg leuk. Bijzonder dat hier op diverse plekken riet groeide en de sloot altijd water bevat: een zijtakje van de wijstgronden.
Op Paalgraven wees één van de deelnemers ons op een bijzonder fenomeen. Op de stam van een eik was een zwarte smurrie te zien, komend uit een hol van een bonte specht. Hierin hebben zich vleermuizen gevestigd waarvan de uitwerpselen uit het nest druipen. (zie foto)
De deelnemers vonden de tocht interessant en waren verbaasd dat ze zoveel plekken hadden bezocht waar ze nog nooit geweest waren. En dat zo dicht bij huis…
Jeroen Vonk, Jo Voet