IVN-column 2018-11 Over winterdepressies en zomergasten

Ik zal het eerlijk toegeven, ik ben geen wintermens. Sterker nog, het gebrek aan licht en warmte versombert mijn gemoed in de donkere maanden aanzienlijk, al krijg ik er met het verstrijken van de jaren minder last van. Wat ook niet helpt is dat het buiten stil is, een enkele hardleerse winterkoning en roodborst daargelaten. Begin januari beginnen echter de eerste honkvaste kool- en pimpelmezen hun keel al vast te schrapen om, als het er straks op aan komt, goed op zang te zijn. Ondanks de vrieskou maakt mijn hart dan een klein sprongetje in de wetenschap dat er betere tijden aankomen. En met het binnenkomen van alle zomergasten verdwijnt mijn winterdepressie als sneeuw voor de zon. Voor aspirant vogelaars is het nu een erg mooie periode om eindelijk eens een begin te maken met het herkennen van vogelgeluiden. Als extra voordeel zitten er nu nog geen bladeren aan de bomen, zodat de vrolijke zangers ook goed te zien zijn. Zeker met alle moderne apps is het een fluitje (!) van een cent geworden. Als u bijvoorbeeld de app “Bird Melody Europe” downloadt, kunt u letterlijk spelenderwijs geluiden leren herkennen. Met de app “Tuinvogel” van de Vogelbescherming heeft u altijd een vogelboek op zak, compleet met video’s en geluiden. Als u nu goed om u heen luistert, kunt u het vrolijke gekwetter van de heggemus horen, meestal ergens boven in een boom. Ook de zanglijster met zijn luide, gevarieerde en herhalende zang is al volop vocaal actief. In de weilanden zijn de eerste grutto’s uit het verre Afrika al gearriveerd met hun klaaglijke ge-wuttowuttowutto, voor mij een van de heerlijkste lentegeluiden die er bestaan! Het leukst is om alle oude vrienden, ieder op zijn beurt, één voor één weer terug te horen komen. Een dezer dagen (en misschien zijn ze er al als u dit leest) kunt u de tjiftjaf horen, die als een moderne bejaarde heeft overwinterd rond het Middellandse zeegebied. Qua geluid is hij niet moeilijk te herkennen, want hij roept luidkeels hoe hij heet (onomatopee, met een moeilijk woord). Het beestje ziet er verder absoluut niet bijzonder uit en persoonlijk kan ik hem nauwelijks onderscheiden van een fitis. Die komt dan weer aan het eind van maart binnen en klinkt een beetje als een sombere vink die aan het eind van zijn liedje steeds verder in de put zakt. En zo komt langzaam maar zeker de een na de andere wintervluchter terug, totdat uiteindelijk eind april eerst de koekoek (ook al een onomatopee) arriveert en daarna – rond Koningsdag – de gierzwaluw meestal letterlijk zijn oude nest weer opzoekt. Dan is het weer tot diep in de zomer genieten van alle kleuren en geluiden van onze gevederde vrienden!

Sep Van de Voort,
IVN Natuurgids

Digitale krantversie Column 2018-11, 14 maart 2018, pagina 6

Naar Columns 2018