Column week 32, Knotwilgenweetjes

Wilgenweetjes

Knotwilgen langs de waterkant zijn beeldbepalend voor het Nederlandse landschap. Wereldwijd zijn er wel 400 soorten wilgen, waarvan er 12 in ons land voorkomen. De wilg is door zijn wortelstelsel nuttig als oeverversterker. Een veel voorkomende wilg is de schietwilg. Deze groeit wel 2 meter in een jaar. Een tak in de vochtige grond gestoken loopt in een paar maanden uit tot een boompje. Een schietwilg kan wel 30 meter hoog worden, maar wordt meestal geknot op een hoogte van 2 meter en is dan een knotwilg (elke wilg die geknot wordt is een knotwilg). Het hout is zacht; ‘waaibomenhout’. Daardoor worden de meeste bomen niet ouder dan 40 jaar. Door het knotten stopt de lengtegroei. De verdikking aan de basis wordt de ‘knot’ genoemd. De eerste wilgentenen zijn dun, maar na enkele jaren knotten worden de loten steeds dikker. Stop je met knotten dan worden deze takken langer en zwaarder en gaan doorbuigen. Door het gewicht en invloed van de wind kan de hoofdstam in de lengterichting scheuren. Zo kunnen de meest bizarre vormen ontstaan. Zolang een deel van de bast in de lengterichting intakt is, blijft de sapstroom op gang en gaat de wilg niet dood.

Door het herhaaldelijk knotten ontstaat bij oudere bomen een humusrijk kommetje in de ‘knot’. Daar kunnen zaadjes van andere planten inwaaien. Een ‘natuurlijke bloempot’ voor vlier, lijsterbes, brandnetel enz. Door inwerking van het weer wordt zo’n kommetje steeds dieper. Het water dat erin blijft staan, doet het hout van binnenuit rotten en zo ontstaan er holtes in de boom. Kleine zoogdieren, vogels en insecten maken daar dankbaar gebruik van als slaapplaats of om in te nestelen. Eenden nestelen graag in de knot. De in donspak gehulde pulletjes ploffen zonder valschade naar beneden.

Wilgentenen worden vanouds gebruikt als geriefhout. Van de buigzame wilgentenen worden manden en afscheidingen gevlochten. Ook worden ze gebruikt als zinkstukken voor waterwerken. Van dikkere takken werden stelen gemaakt voor gebruiksvoorwerpen.

Al vóór de jaartelling is de pijnstillende en koortswerende werking van wilgenbast ontdekt. Er bleek salicine in te zitten. Een natuurlijke aspirine.
De wilgen bloeien al vroeg in het voorjaar met de bekende katjes. Voor bijen en andere insecten is de nectar hieruit een belangrijke energiebron. Ze zorgen tegelijk voor verspreiding van stuifmeel.
En geloof me of niet, af en toe vind je een schat in zo’n holle wilg.

Gerda Veth,
IVN-natuurgids

Digitale krantversie Column 2018-32, 8 augustus 2018, pagina 8

Naar columns 2018