De drie Nederlandse slangen.

Aa en Hunze 9 oktober 2023

 

Deze drie inheemse slangen zijn de ringslang, de gladde slang en de adder. Vaak wordt de hazelworm ook als slang aangezien maar dit is een pootloze hagedis, zie de foto. 

De kans op een ringslang te zien is het grootst, die leeft graag bij het water en komt zelfs voor in steden. De ringslang is de grootste slang en kan wel 130 cm worden, best wel schikken. Zijn naam dankt hij aan aftekening van een ring om zijn nek waaraan je hem kunt herkennen. Ringslangen leven bij een meer of beek met voldoende voedsel zoals kikkers, padden, salamanders of kleine zoogdieren.

De ringslang is niet gevaarlijk voor mensen, hij bijt bijna nooit en is niet giftig. Voelt hij zich bedreigd dan zal hij zich voor dood houden en een vieze geur verspreiden om vijanden af te schikken. Ik heb dit trucje zelf gezien, een ringslang met een wijd geopende bek die bloederig kleurde waarbij hij zijn dood simuleerde. De slang komt veel voor in Utrecht, Drenthe en Friesland.

De gladde slang is het zeldzaamst en wordt meestal niet langer dan 60 centimeter. De gladde slang heeft een spitse snuit en op de kop zit een donkere vlek, als een soort kroontje. De naam komt van de gladde schubben. De twee andere slangen hebben op hun schubben een klein richeltje die de gladde slang mist waardoor hij er gladder uitziet. Zijn kleur varieert van grijsachtig tot bruin of roodbruin. Hij is niet giftig en niet agressief en daarnaast ook niet zo snel. De gladde slang verstopt zich graag onder bladeren waar hij door zijn schutkleur haast niet te zien is. In Drenthe vindt je de gladde slang nog in het Fochteloërveen en op heidevelden in het Drents -Friese Wold. Ook op de Veluwe en in delen van Limburg kun je de gladde slang nog tegenkomen. De gladde slang staat helaas op de rode lijst van bedreigde diersoorten.

De adder is de enige giftige wilde slang. Aan de ogen herken je de adder. Zijn pupil heeft namelijk de vorm van een spleet, terwijl de twee andere slangen een ronde pupil hebben. Ook herken je de adder aan de zigzag lijn op zijn rug en aan de driehoekige kop. De adder heeft een gemiddelde lengte van 55-60 cm. De mannetjes zijn in het algemeen grijs of bruin en hebben zwarte rugstreepen. De addervrouwtjes zijn vaak lichtbruin met donkerbruine rugstreepen.

Adders leven strikt solitair, behalve in de paartijd en tijdens de winterslaap waarbij de dieren soms gezamenlijk overwinteren. Dit overwinteren doen ze in ondergrondse konijnenholen of holten tussen boomwortels. Mannetjes komen als eerste uit hun winterslaap. Addervrouwtjes en de bijna volwassen adders volgen één tot drie weken later. In maart kan je zonnende adders met tientallen tegelijk aantreffen rond het winterverblijf.

Bij de adderman is het zonnen nodig voor de voltooiing van de sperma-rijping. Is dat voltooid dan vervelt hij en is klaar voor de voortplanting. In deze periode eet hij niet. Hij gaat dan via geursporen op zoek naar vrouwtjes om mee te paren. Via een rituele adderdans tussen twee mannetjes, wordt bepaald welke man met het vrouwtje kan paren.

De link naar een korte video

Een adderman gaat na het paarseizoen op jacht om weer reserves op te bouwen. In de zomermaanden zijn adders erg actief en maar kort op hun favoriete zon plekjes te vinden. Een addervrouw die niet aan de voortplanting deelneemt, jaagt veel en verschalkt zo’n zes tot tien prooidieren per jaar.

Om het jaar paren addervrouwtjes vaak met meerdere addermannen. De vrouwtjes broeden 4 tot 20 jongen uit in het lichaam. De adder zet geen eitjes af maar is eierlevendbarend. Ze broedt de eieren in haar lichaam uit en de jongen worden rond augustus/ september geboren. In haar draagtijd eet het vrouwtje niet of nauwelijks maar vult haar dagen met zonnebaden.

Op het menu staan vooral amfibieën, muizen, jonge konijnen, kleine vogels en vogeleieren. De adder spoort al tongelend holen met jongen op. Met tongelen wordt de gespleten tong uitgestoken en heen en weer bewogen om zoveel mogelijk geurdeeltjes op te vangen. Daarna strijkt de tong langs het orgaan van Jacobson voor de geuranalyse en zo weet de adder een prooi te lokaliseren. Een andere tactiek van slangen is wachten tot een prooi passeert. Adders slikken kleine prooien in één keer door maar grote prooien worden eerst gebeten. Het gif verlamt de prooi en de adder hoeft daarna alleen nog het geurspoor naar zijn maaltje te volgen. Daarna kan hij het enkele maanden zonder voedsel stellen. Adders die veel eten groeien goed en moeten vaker vervellen omdat hun huid te klein is geworden. Als een adder aan vervelling toe is trekt hij zich terug en worden de schubben die over de ogen gelegen zijn enigszins troebel. In Nederland  behalen adders heel soms een leeftijd van 10 tot 15 jaar. Uit onderzoek in Engeland bleek dat ze daar wel 30 jaar oud kunnen worden.

De adder is niet agressief maar bij bedreiging zuigt hij zich vol lucht waardoor hij groter lijkt en een sissend geluid kan maken. Ook zal hij het voorste deel van zijn lichaam dreigend oprichten waarbij soms schijnaanvallen worden uitgevoerd om af te schrikken. Een adderbeet is pijnlijk maar bijna nooit dodelijk. Wel is een antiserum nodig zoek dus snel hulp.

De adder komt voor op de hoge zandgronden met uitzondering van de duinen. In de Noord-Brabant, Utrecht, Noord-Holland en Groningen is hij uitgestorven. In hoogveengebieden van Drenthe gaat het nog relatief goed met de adder. De versnippering van aaneengesloten heidegebieden is een van de belangrijkste bedreigingen van de adder. Grote populaties zijn er in het Fochteloërveen, helaas zijn hier weer veel slangen (50 stuks) door het verkeer doodgereden. Nu ligt er een experimenteel plan om het natuurgebied voor 2,5 jaar helemaal af te sluiten voor verkeer. Dat zou geweldig zijn voor de slangen, kraanvogels en andere dieren in het gebied.

Gelukkig worden slangen sinds 2017 in Nederland beschermd.

Willy van Houte

Deel deze pagina