Literatuuronderzoek

In Nederland komen er steeds meer ouderen bij. Van die groeiende groep komen eigenlijk alleen nog de zeer kwetsbare ouderen in een verzorgingstehuis (2). Voor veel ouderen is dit moeilijk. Ze zijn gevoeliger voor hun omgeving (6) en komen op een plek die minder uitnodigt tot sociale contacten en het ondernemen van activiteiten (28), en waarin ze veel van hun vrijheid en controle op moeten geven (28). Niet alleen nodigt de omgeving minder uit tot activiteiten, vaak ervaren kwetsbare ouderen ook veel praktische problemen zoals te weinig kracht en uithoudingsvermogen (26, 121). Zo komt meer dan de helft van de tehuisbewoners hooguit één keer per week buiten. Eén op de vijf bewoners komt zelfs minder dan één keer per maand buiten en één op de tien bewoners komt helemaal nooit buiten (109). Veel tehuisbewoners willen vaker naar buiten (109) en over het algemeen willen medewerkers wel iets doen met natuuractiviteiten, maar zij missen vaak de geschikte handvatten (6). Hierom zou het goed zijn om een vorm van ondersteuning te bieden (108).

Naast dat ouderen aangeven dat zij graag in de natuur zijn, kan de natuur op allerlei vlakken prikkelen (6) en heeft de natuur tal van positieve effecten. Zo zijn er veel lichamelijke voordelen; alleen al het kijken en zijn in de natuur zorgt voor een verlaagde hartslag (7) en werkt stressverminderend (7,24,26), wat resulteert in minder stressgerelateerde ziekten (26). Het contact met de natuur zorgt daarnaast ook voor minder pijnervaring (24), minder eetproblemen (29), minder slaapproblemen (15,26) en een verbeterde toiletgang (29). Wanneer wordt gekeken naar beweging komt naar voren dat slechts 14% van de bewoners van verzorgingstehuizen voldoende beweegt volgens de beweegnorm en rond de 75% van de bewoners zo weinig beweegt dat zij in de categorie inactief vallen (119). De natuur nodigt uit tot actief zijn en biedt een fysieke stimulans (26,28,29). Hierdoor verbetert de motoriek (7,28,29), het fysiek functioneren (26) en neemt de kans op chronische ziekten af (26). Al met al is de (ervaren) gezondheid (7,24,26), het welzijn (28,29) en de algehele quality of life (26) beter bij ouderen die kunnen kijken naar, en (actief) kunnen zijn in het groen beter.

Behalve lichamelijke voordelen heeft de natuur ook mentale voordelen voor ouderen. Het zijn in de natuur heeft een restauratieve functie (26), die zorgt dat mensen zich fijner voelen (26) en beter gehumeurd zijn (25). Het zelfbeeld (7) en de tevredenheid met het leven (26, 28) stijgt. Ook hangt het zijn in de natuur samen met minder depressie (7,25) ,wat een veelvoorkomende klacht is bij ouderen (2). Een andere veelvoorkomende klacht bij ouderen is eenzaamheid (2). De natuur biedt aan ouderen laagdrempelige mogelijkheden tot sociale interactie (7, 26, 28, 29). Op individueel niveau betekent dat er een buffer voor stressvolle situaties (zoals het overlijden van een geliefde) wordt gevormd (26) en ouderen minder gevoelens van eenzaamheid hebben (7, 28). Al deze mentale voordelen kunnen een extra impuls krijgen wanneer ouderen werken in de natuur, bijvoorbeeld door te tuinieren. Ook heeft tuinieren nog een paar extra voordelen. Zo geeft het een cognitieve stimulans (7,29), die het concentratievermogen (7,26) maar ook de nieuwsgierigheid (28) prikkelt. De mogelijkheid tot succesgevoel en verantwoordelijkheid (7, 28) zorgt voor een toename in zelfvertrouwen (7,26,29) en enthousiasme (28).

Bronnenlijst