Kerkuilen

Jarenlang vormde het koppel Jan Legebeke en Paul Uijttenboogaart een onafscheidelijk duo. Samen beschermden ze zo’n negentig kerkuilenkasten. Helaas is Paul overleden. Ter ere van Paul en als dank voor zijn inzet handhaven we de volgende tekst. Nu bestaat de werkgroep uit het trio Jan Legebeke, Gerard van den Enk en Els van der Scheer.

Oud-Luttenberger Gerrit Kremer benaderde Jan in het voorjaar van 1989 om mee te helpen bij de bescherming van kerkuilen in Raalte. Jan was meteen enthousiast. Een paar maanden later stopte Gerrit in verband met een nieuwe baan elders in het land. Daarop benaderde Jan zijn kennis Paul. Het is een tijdrovende hobby. In de herfst en de winter worden de kasten opgeknapt en schoongemaakt en van eind mei tot half juli zijn ze gemiddeld per week twee avonden zoet met inspectietochten. De twee kennen elkaar dan ook door en door. Paul: “Jan en kerkoel’n die horen bij elkaar. Hij is een gedreven natuurmens en heeft altijd tijd voor een praatje. Als ik met Jan meega, gaat het tijd kosten. De mensen kennen ons. Overal moet je een praatje maken!”

En Jan zegt over Paul: “Paul kan ik op zondagavond nog bellen als ik een tip heb gekregen dat er weer ergens kerkuilen zitten. Dan gaan we er samen op af. Hij is altijd vrolijk en zit nooit om een praatje verlegen. Bovendien kan hij goed met honden. Da’s ook wel handig, want ik heb het niet zo op die dieren. Paul stapt altijd het eerste uit de auto en krijgt de hond naar zich toe. Ik bekommer me wel om de mensen!”

De kerkuilenbescherming (die nu onderdeel uitmaakt van de IVN) vindt zijn oorsprong in de strenge winter van 1963. “Kerkuilen hebben maar weinig vet”, vertellen Jan en Paul. “Er zijn in die winter dan ook ontzettend veel kerkuilen doodgegaan. De populatie herstelde zich daarna ook niet. Daarop is men nestkasten gaan verspreiden. Voor de winter van ’63 kende Nederland zo’n drieduizend broedparen, vlak daarna waren dat er nog maar vierhonderd en inmiddels zitten we weer op 3.200. Toen ik begon, hadden we in Raalte eigenlijk geen broedparen meer, nu zijn het er 24.”

Van de jongen overleeft overigens maar twintig procent het eerste jaar. Het hoge sterftecijfer wordt voor tachtig procent veroorzaakt door het verkeer. “Kerkuilen zijn echte jagers. Ze vliegen laag. Bij wegbermen ligt vaak veel rommel. Daar komen weer muizen op af. En de kerkuilen gaan weer achter die muizen aan. En dat gaat vaak mis.” Niet voor niets is de kerkuilenpopulatie zeer nauw verweven met de muizenstand. “Een kerkuil met vier jongen vangt zo’n duizend muizen per maand. Vandaar dat boeren ook meestal wel blij zijn met een nest. Maar er kleven ook nadelen aan. Kerkuilen nestelen graag in de nok van kapschuren. En daaronder staan ook alle machines. Als je niet uitkijkt, zit alles onder de vogelpoep!”

Heb je een kerkuilennest bij je huis of wil je gratis een kast geplaatst hebben, neem dan contact op:

Informatie:

Jan Legebeke
legebekenieuwburg@gmail.com
0572-357782