Buurt vergroenen
Stedelijke “vergroening”
De ‘vergroening’ in bebouwde gebieden vormt een trend die eerder slecht dan goed is voor biodiversiteit… Dit klinkt je misschien vreemd in de oren, maar toch is het zo. Het is een ingewikkeld probleem, waarover we hier wat meer duidelijkheid willen geven. In een notendop leggen we hier een paar van de belangrijkste punten uit en tot slot vertellen we je in het kort wat jij kunt doen tegen dit probleem.
Wat gaat er mis?
In tijden van woningnood en daardoor snelle verstedelijking van ons landschap wordt het steeds belangrijker om juist óók in dat ‘versteende’ milieu biodiversiteit te beschermen. Tuinen en plantsoenen lijken daarbij belangrijker dan ooit tevoren. Initiatieven rondom de zogenaamde stedelijke vergroening, zoals Operatie Steenbreek en insectenvriendelijke bermen, zijn dan ook bij burgers en gemeenten nog nooit zo belangrijk geweest als vandaag de dag. Ook lokale IVN-afdelingen spelen hierbij vaak een rol.
Dat meer ‘groen’ een verkoelende werking heeft tijdens hittegolven weten we al langer. Daarnaast zijn stedelijke vergroeningsprojecten ook belangrijke inkomstenbronnen voor de sierteelt en -verkoop. Maar is deze vergroeningstrend ook goed voor biodiversiteit? Het antwoord is helaas al te vaak ‘nee’. Sterker nog: de stedelijke vergroeningshype vormt voor de biodiversiteit zelfs een bedreiging. De hoofdreden hiervoor is tamelijk simpel: we planten en zaaien momenteel massaal de verkeerde plantensoorten, en we halen de soorten die we in de stedelijke omgeving juist hard nodig hebben op grote schaal weg…
Over biodiversiteit
De term verwijst ruwweg naar de mate van verscheidenheid aan soorten van wilde, inheemse organismen in een bepaald gebied.
Goed beschouwd kan een gebied erg veel soorten tellen maar toch een lage biodiversiteit hebben. Als alle soorten exoten zijn of ze zijn vooral gekweekt, is er geen sprake van wilde, inheemse organismen.
De ecologische waarde is daardoor doorgaans lager (we leggen dit zo verder uit).
Bij soorten die de biodiversiteit van het stedelijk milieu vormen moet je eerder denken madeliefjes en paardenbloemen in het gazon, mossen tussen de bestrating, brandnetels en varens langs een heg.
Sierplanten zijn slechte drachtplanten
Waarom hebben deze sierplanten van het tuincentrum of de bloemist geen ecologische waarde? Er staat immers vaak op het etiket dat tuinplanten vlinders en bijen aantrekken. Dat is dan toch goed voor de biodiversiteit? Nou, juist hierin zit één van de grote misverstanden.
Ten eerste worden er door tuinbouwbedrijven nogal eens pesticiden gebruikt bij de teelt van onze tuinplanten. De gifstoffen kunnen bij meerjarige planten nog jaren in de plant blijven zitten. Vooral bij bolgewassen en houtige gewassen. Insecten die deze sierplanten als drachtplant gebruiken – dat wil zeggen dat zij de nectar uit de bloemen van deze plantensoort eten – raken door de voornoemde pesticideresten veelal verzwakt en gaan hierdoor vaak dood.
Ten tweede zijn tuinplanten veelal gecultiveerd of veredeld op ‘ornamentele eigenschappen’, zoals een extra lange bloeitijd of ‘vollere’ en kleurrijkere bloemen. De nectarproductie van deze sierplanten is hierdoor dan vaak wel sterk verminderd. Insecten moeten dan dus qua verhouding teveel energie besteden om aan de benodigde nectar te komen.
Ter illustratie zijn hieronder twee korenbloemen weergegeven.


AFB:
links: gecultiveerde korenbloem van een vergroeningsproject. De kroonbladen zijn ‘dik’, opgeblazen en er groeien zelfs twee etages van boven elkaar. Van nectarproductie is door deze veredeling nauwelijks nog sprake.
rechts: wilde korenbloem. De kroonbladen zijn iets dunner en het is maar één rij. Deze plant produceert veel nectar.
Sierplanten zijn slechte waardplanten
Er is nog een andere belangrijke reden dat de tuinplanten die voor stedelijke vergroeningsprojecten worden gebruikt helemaal niet goed zijn voor biodiversiteit. Insecten en andere ongewervelden zetten hun eieren namelijk zelden op deze sierplanten af, afgezien van een paar uiterst algemene insectensoorten.
Over het begrip waardplant.
Veel insecten, zoals bijvoorbeeld vlinders, kennen maar één of enkele waardplanten, specifieke plantensoorten waarop zij hun eieren afzetten. Deze bijzondere afhankelijkheid is ontstaan in de evolutie van deze soorten. Die bijzondere relatie heeft bij exotische soorten dus simpelweg nooit de tijd gehad zich te ontwikkelen.
Een vlinder die haar eitjes wil afzetten is aangewezen op wat wij abusievelijk ‘onkruid’ noemen en zelfs weghalen. In feite halen we hiermee dus niet alleen de wilde plant zelf weg, maar óók de toekomst van de vlinder die daarbij hoort, en daardoor óók de diersoorten die juist de rups van die vlinder eten, om zomaar een voorbeeld te noemen. Biodiversiteit gaat dus, ook in steden, gepaard met állerlei onderlinge relaties tussen verschillende soorten, waartussen sierplanten belemmerend werken.
Nieuwe invasieve exoten
Verder is een vervelend probleem dat veel exotische en/of gecultiveerde planten die men voor vergroeningsacties gebruikt kunnen verwilderden. Soms ontstaan hierdoor ook nieuwe invasieve exoten in ons land. De wilde, inheemse soorten ondervinden hier nadeel van en de biodiversiteit kan hierdoor onnodig onder druk komen te staan. De meeste sierplanten van de vergroeningsprojecten die weten te verwilderen vinden een plek in het stadsmilieu zelf. Voorbeelden hiervan zijn blauw kattenkruid en fijn vedergras, die we inmiddels door heel Nederland aantreffen.
Helemaal rampzalig wordt het wanneer dergelijke soorten ook Nederlandse natuurgebieden kunnen koloniseren, zoals bijvoorbeeld is gebeurd met sneeuwbes en reuzenberenklauw.
Oplossing?
De beste oplossing is de bereidheid om vooral wilde, inheemse planten te leren waarderen die zich spontaan vestigen. Deze krijgen we immers gratis van Moeder Natuur! Nu noemen veel Nederlanders een tuin of plantsoen met meer echte biodiversiteit al gauw ‘onverzorgd’. Dat is natuurlijk wel erg vreemd. We zouden het ook kunnen omkeren en het dan ‘onverzorgd’ noemen wanneer ergens sierplanten zijn aangeplant en mosjes tussen de tegels worden weggehaald. Een dergelijke cultuurverandering zou een óngekend grote biodiversiteitswinst gaan betekenen.
Veel mensen denken bij het horen van de geopperde oplossing echter meteen aan tuinen vol brandnetels en distels, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Door de manier van tuinbeheer kun je de spontane soortensamenstelling sturen. Je kunt ook door gebruik van stekjes/zaad van wilde planten uit de omgeving je favoriete soorten uitkiezen voor je tuin. Misschien wordt ‘biocreativiteit’ dan een nieuwe trend!
Tekst: Werkgroep Vegetatie
Beeld: Wikimedia Commons (CC0)
]
Biodiversiteit: hoog Rechts: Biodiversiteit: laag!