Landschap
Natuurvolgend bosbeheer
De actuele aandacht voor duurzaamheid en biodiversiteit is opvallend groot. Dit leidt in de discussie over
bosbeheer in Nederland vaak tot zwart-witstellingen en onrealistische denkbeelden. Daarom zijn enkele
kanttekeningen als nuancering wel op zijn plaats. We nemen als uitgangspunt dat duurzaamheid van het
biotoop ´bos´ vooropstaat bij het beheer. Dit was rond 1950 al het uitgangspunt van de gezaghebbende
bosbouwer Herman Knuchel.

Uitkapbos Sonsbeek Arnhem
Onderaan beginnen: de groeiplaats
Dennenaanplant op stuifduinen
Begin 19e eeuw was nog maar 1% van ons land bebost. Woeste grond, heide en zandverstuiving, gebieden met een uitgeputte bodem: Daarvan was er genoeg. Indertijd was er meer dan 80.000 hectare stuifzand. Ongeveer de oppervlakte van de huidige provincie Flevoland. Veel van ons tegenwoordige bos is sinds 1890 door Heidemij en Staatsbosbeheer op onze armste gronden geplant als beschermingsmaatregel tegen stuifzanden. Uitgeloogd zand met diep verstopt grondwater. Wat kon daar groeien? De zachte berk, met hout van weinig betekenis, en de grove den, destijds gewild als stuthout in de mijngangen en voor andere toepassingen. Met de groei van het dennenbos kwam zowaar ook iets van bodemvorming op gang.
Verhaal van licht en duister
Er zijn voorbeelden van ‘natuurvolgend bosbeheer´ die vooral ontleend worden aan de Zwitserse en Zuid-Duitse praktijk. Men spreekt daar over Plenter– of Dauerwald, in goed Nederlands ´uitkapbos´. Welke soorten worden daar vooral toegepast? Fijnspar, douglas, zilverden en beuk. Natuurlijke soorten voor ons gebied zijn: zomer- en wintereik, ruwe en zachte berk, linde, grove den en beuk. Uitgezonderd de beuk zijn dit typische lichtbehoevende soorten, ze vragen veel meer oppervlakte per opgroeiende boom dan de Duitse soorten. We kunnen de situaties daar en hier dus niet zomaar vergelijken.
Allemaal jong bos
Bos groeit niet snel, het duurt wel even voordat zich serieuze natuurlijke ontwikkelingen voordoen. Men moet zich daarom te allen tijde realiseren dat de meeste huidige bossen in Nederland relatief jong zijn.
Natuurlijke verjonging
Duurzaam beheer en natuurlijke verjonging van bos gaan hand in hand. De praktijk laat zien dat alleen met heel veel prikkeldraad rond opgroeiende bomen van die natuurlijke verjonging wat terecht komt. Ree, edelhert en deels het wild zwijn doen zich tegoed aan de jonge aanwas. Groepsgewijs inrasteren van verjonging is – net als het per exemplaar afschermen met kokertjes – een lelijke en ongewenste kunstgreep. Wat nodig is in dit soort gebieden is een forse inperking van de wildstand. In normaal Nederlands: meer en anders jagen. Dit alles kan mede bereikt worden door inzet van… de wolf. Aanwezigheid van wolven geeft ander fourageer- en verplaatsingsgedrag van wild in het gebied, waardoor natuurlijke verjonging veel meer kans heeft.
Een vreemde eend in de bijt?
Vroeger stond in Nederland het meeste ‘bos’ gelijk aan houtteelt met economische onderbouwing en renterekening. Maar wie meent dat er aan de mooie bossen in het Zwarte Woud geen economische onderbouwing te pas komt, vergist zich: het zijn bij uitstek productiebossen! Het gaat vooral om hellingbossen die bescherming moeten bieden tegen lawines. Hun oorsprong is al enkele eeuwen oud, het Plenterwald is daar sinds generaties al een gegeven. Geen initiële kosten, herplantkosten, dunningskosten, voordat het moment van de oogst aanbreekt. Want er wórdt geoogst! Alleen is dat heel beperkt in volume, met verschillende diktes en verdeeld over een zeer lange tijd. Het bos merkt er zelf niets van …
Het is zeker niet zo dat de Nederlandse bosbouwer van destijds niet geïnteresseerd was in biotoop-opbouw of duurzaamheid. Integendeel, eind 19e eeuw lezen we in de literatuur al over deze moderne denkbeelden. Her en der in het land vinden we voorbeelden van boseigenaren die al vroegtijdig en intensief bezig waren met natuurvolgend bosbeheer. Neem in onze regio Middachten of Sonsbeek. Zij konden dit, omdat landgoederen voldoende geld beschikbaar hadden, maar vooral omdat de groeiplaats ter plaatse dit ook toeliet! Waar dit niet het geval was lagen de beheeraccenten gewoon anders: recreatie bestond nauwelijks, biodiversiteit als doel was daar niet aan de orde.
Daar zijn wetten en regels tegen
Het grootste probleem voor natuurvolgend bosbeheer zijn de beleidsmaatregelen waaraan SBB en Natuurmonumenten vanwege subsidies gebonden zijn. Particuliere eigenaren vrij zijn hun motivatie en einddoelen te kiezen; bij genoemde natuurorganisaties ligt dat toch wat anders. Een voorbeeld: er zijn Natura2000-richtlijnen die de ontwikkeling van heide en stuifzanden verplichten ten koste van bestaand bos. Dat blijkt juist daar, waar natuurvolgend bosbeheer een volgende stap in de beheeraanpak had kunnen zijn. Dit heeft in de periode 2013 tot 2021 geleid tot netto afname van de oppervlakte bos in Nederland. Dit bosverlies wordt ook nog eens deels gecompenseerd door grootschalige, uniforme aanplant in terreinen elders, we beginnen daar dus helemaal vanaf nul met de ontwikkeling van het bosbiotoop. Op die manier maken we zelfs geen gebruik van het voordeel van de al op gang gekomen bosbodem-ontwikkeling op arme gronden.
Losse opmerkingen
Natuurvolgend bosbeheer in Nederland is geen vanzelfsprekendheid. Zeker niet, als je rekening houdt met bedrijfseconomische belangen – iets wat heel gewoon is in de gebieden waar uitkapbos de regel is. Daarbij mag men historie en groeiplaats niet uit het oog verliezen: de huidige situatie heeft een reden en ontstaansverhaal. Verder stelt de zeer uitgebreide soortenlijst van productiegebieden (denk aan Hof te Dieren, Twickel) serieuze vraagtekens bij parkachtige beheermethodieken die door bijvoorbeeld Natuurmonumenten worden gehanteerd (bijv. op Beekhuizen). Ook verdient de voorkeur voor loofhout vanwege een mogelijk, hooguit marginaal verdampingsvoordeel aandacht. Als dit consequent wordt doorgevoerd betekent dit verlies van soorten als de zwarte specht en de raaf, omdat beide soorten niet zonder uitgebreide naaldbossen kunnen. Tot slot doen de begrippen ‘biodiversiteit’ en ‘duurzaamheid’ het goed in modieuze trends waarmee projectontwikkelaars, boomkwekers en bedrijven die zich toeleggen op (her-)beplanting van terreinen hun voordeel doen. Niet alles wat blinkt is goud.