Tuin en moestuin
Natuur begint bij je achterdeur
Over de meest algemene plantjes
Iedereen die geen florist of botanicus is, kent toch wel de klaproos. Nee, niet het zaaltje natuurlijk, de bloem! En tussen wat we zo langs de weg of in de wei, of zelfs in onze tuin tegenkomen, zit al verrassend veel boeiends. Speciaal voor diegene die eigenlijk niet precies weet wát daar nu staat of bloeit, is dit artikel bedoeld.
De uitdaging
Ik nodig je uit om dit jaar eens op een rijtje te gaan zetten welke plantensoorten je zoal tegenkomt zonder dat je daarvoor echt op zoek moet. Gewoon dat, wat je zo voor de voeten komt rond je huis en in je straat. Het idee is dat je na één jaar een overzicht hebt van de meest algemene plantjes waaraan iedereen zomaar voorbij loopt, maar waarover je dan wél wat aardigs te vertellen hebt. Natuur begint bij je achterdeur.
AFB: Witte dovenetel
Hoe ga je van start?
Het zoeken hoeft helemaal niet ingewikkeld te zijn. Begin met een lijst met soorten die je kan doorstrepen als je ze hebt gezien. ‘Maar ik weet helemaal niet hoe die plantjes allemaal heten!’ denk je misschien. Daar kom ik zo op terug, maar ik kan je verzekeren dat je in het begin toch behoorlijk snel op gang komt.
Een andere aanpak is, dat je wat je zoal tegenkomt op de foto zet en zo een album maakt dat aan het einde van het jaar toch een heel aardig beeld geeft. Het hoeven echt geen wereldfoto’s te zijn. Het enige wat nodig is, behalve een eenvoudige camera of smartphone, is dat je er geen moeite mee hebt om op straat bezig te zijn met het maken van een foto van iets dat nergens over lijkt te gaan. Je kunt dan later met een gids in de hand uitzoeken wát je eigenlijk hebt gezien. En je zal niet de eerste zijn die zo een nieuw eigen talent of leuke hobby ontdekt!
AFB: Grote brandnetel
Een in mijn ogen nog leukere manier: zoek een mede-IVN´er op die meer weet dan jij en vraag haar of hem om samen aan de wandel te gaan. Die ander kan je dan gaandeweg nieuwe dingen laten zien en je inspireren. Heb je een partner? Vraag die dan zeker mee! Bedenk dat het niet meteen een hele excursie hoeft te zijn.
Hoe ga je op zoek?
Om niet helemaal lukraak op pad te gaan en na één rondje te stoppen met je experiment heb ik een tip: hou rekening met ruimte en tijd. Ofwel: waar en wanneer. Zoals je weet bloeit niet alles tegelijkertijd en ook niet alles groeit op dezelfde plek. Maak daarom voor jezelf van tevoren een eenvoudige verdeling.
Bij tijd kun je denken aan een viersprong: voorjaar, zo tot half april, hoogtij, tot eind juli, midzomer tot oktober en het naseizoen, wanneer je een ‘opruimronde’ kunt doen. Een dergelijke indeling is meer dan genoeg om mee te beginnen en als je aan het einde van 2025 helemaal begeesterd bent en denkt: ik ga hiermee door! kun je deze indeling naar wens verfijnen.
Bij ruimte moet je denken aan de eigen tuin als je die hebt, de straat(kant), de buitenweg, de berm, beek of waterkant en een weiland. Bijvoorbeeld. Je weet zelf wel wat in jouw buurt aanwezig is. En ook hier geldt weer, dat naarmate je vordert, zie je weer meer details en ben je zelf in staat een verdere indeling te maken – maar dat is een heel ander hoofdstuk.
Als je voor jezelf een eerste indeling hebt gemaakt, komt de vraag: hoe vaak moet ik dan wel niet aan de wandel? Want je voelt al aan: zonder lopen kom je nergens! Hoe vaak, dat is moeilijk te bepalen, maar het is in de praktijk wel zo dat wanneer je regelmatig langskomt, je vanzelf dingen gaat zien die je eerst niet zag.
Als je een specifiek soort gebiedje wil bekijken, kun je ook wat gerichter zoeken. Riet komt tenslotte niet voor tussen de stoeptegels, maar wel langs de sloot. Bedenk dat die bovenstaande indeling al gauw zo’n 20 wandelingen in een jaar oplevert. Je kunt daarmee dus al behoorlijk druk zijn!
AFB: Pinksterbloem
Hoe onthoud je dat allemaal?
Dan de hamvraag: hoe herken je dan al die soorten die je tegenkomt?
In elk geval NIET door gebruik van een appje! Leuk wat de techniek je tegenwoordig allemaal te bieden heeft, maar het leidt verschrikkelijk af en, veel belangrijker, de ervaring leert dat je de soorten pas leert kennen door er zelf mee in de weer te gaan. Voelen, ruiken, proeven – allemaal dingen die een app nooit van je kan overnemen en vooral: wat je met voelen, ruiken, proeven verkent, vergeet je niet meer. Bij gebruik van een app ligt dat anders: de app zegt dat dit een Wilde peen is. Oké, maar hoe herken je dan een volgende keer zelf een wilde peen? En herken je dan de volgende keer op afstand al een wilde peen aan dat éne kleine paarse bloempje in het midden van een scherm witte bloemetjes?
Het komt hierop neer: een appje geeft snel even een ‘weetje’, de natuur echt leren kennen geeft ervaring.
AFB: blank scherm
Wat in elk geval wel helpt: zorg dat je een eenvoudig plantengidsje hebt, mét kleurenafbeeldingen. Ze zijn te koop vanaf ruim een tientje, een wat steviger exemplaar zoals de ANWB Bloemengids rond de 35,- Dat zoekt stukken makkelijker dan de Veldgids Nederlandse Flora van Eggelte of de Heukels’ Flora van Nederland en spaart je beurs nog wat.
Ontmoedig jezelf nu nog niet met determinatietabellen. Als je eenmaal hebt uitgevonden dat onze wilde planten toch wel erg aantrekkelijk zijn, is dat vroeg genoeg om een stapje verder te gaan en die extra uitgave voor een uitgebreide veldgids te doen. Het determineren moet (en kun) je leren en dat gaat het beste als je begint met wat je al kent! Dat ‘passen en meten’ met zo’n determinatietabel kan echt heel leuk zijn, maar vraagt geduld en nauwkeurigheid. Die twee eigenschappen komen niet vanzelf aangelopen, zoals je wellicht weet.
AFB: Varkensgras
Plukken, of alleen bukken?
Mag je ook die plantjes plukken en meenemen om thuis verder mee aan de slag te gaan? Daarover vallen een paar dingen te zeggen. Het grote voordeel van plukken is wel, dat je zo’n plant thuis helemaal uit elkaar kan halen om de kleinste details op tafel te krijgen. Zit er een vliesje onder die bloemetjes? Groeien er haartjes op de plek waar het blad van de stengel komt? Hoe voelt die stengel aan, is die vierkant of rond? En zo verder. Vooral bij grassen levert dat veel op.
Realiseer je dat een geplukt bloemetje niet lang fris blijft. De klaproos is natuurlijk het beste voorbeeld: na een half uur ben je de blaadjes kwijt. Eenmaal thuisgekomen pak je de vondsten uit je tas en dan ontdek je dat je alleen nog maar beschikt over ‘vaatdoekjes’; de plantjes hangen slap, de bloempjes zijn verlept en van uitzoeken komt weinig meer. Kortom: het beste werk je ter plekke buiten.
AFB: Grote klaproos
Als het gaat om je eigen tuin of een rondje in het dorp hoef je niet direct bang te zijn dat je een beschermde of zeldzame soort van buiten meeneemt. Zolang je niet gaat verzamelen in terreinen van derden, bijvoorbeeld Beekhuizen of de kasteeltuin van Middachten, zou ik zeggen: voel je vrij.
Een paar eenvoudige richtlijnen:
- Is het nodig? Vaak kun je met observeren op kleine afstand ook prima een plant thuisbrengen.
- Staat er maar één van? Een plant of bloem waar er maar weinig van staan, laat je met rust. De gevolgen van het weghalen kunnen in dat geval groter zijn dan voorzien.
- Blijf op het pad, zodat je niets hoeft te vertrappen. Op die manier blijft de invloed op de omgeving beperkt.
- Beperk je tot een deel van een enkele plant. Trek de plant niet aan stukken, maar snij het deel af dat je wilt hebben. Sommige soorten zijn verrassend taai en weerbarstig en het wekt toch een vreemde indruk om iemand in gevecht met een plant te zien.
De beloning
Wat koop je nu allemaal voor wat je zo leert?
Je kunt cynisch zeggen: helemaal niets. En dat is ook zo. Maar cynisme is natuurlijk nooit de héle waarheid. De lijst met heel algemene soorten bevat toch al gauw zo’n 45 soorten. Als je je in december van dit jaar op die manier een beeld hebt gevormd van wat je zoal tegenkomt, dan heb je toch wat leuks te vertellen. En dat staat dan nog los van de verwondering die dit avontuur je zeker gaat brengen.
AFB: Dagkoekoeksbloem
Tekst en beeld Peter Sinon