Ruraal pad door bruin grasland onder een bewolkte lucht; bomen aan de horizon. Biodiversiteit

Levensgemeenschappen Veluwezoom: Rozendaalse en Worth-Rheder veld

De afsluitende editie, van deze serie over levensgemeenschappen op de Oost-Veluwezoom. Ditmaal zitten we hoog en droog. Op de hoogste delen van ons gebied treffen we een vorm van heide aan, die zodanig open is dat de uitgestrektheid ervan bij veel mensen direct het woord “eenzaam” oproept. De betrekkelijke eentonigheid van de begroeiing versterkt dit nog: “Hier is hélemaal niks!”  

De horizon wordt hier hooguit bepaald door aangeplant bos[1]  of door een zandverstuiving, zoals op het Rozendaalse Zand. Toch is hier veel meer te ontdekken dan op het eerste gezicht lijkt. Afhankelijk van aanwezigheid van vochthoudende of humeuze lagen in de bodem en schaduwwerking in het terrein vinden we variaties, die over het landschap als geheel in een zeker patroon lijken te zijn verdeeld. We kunnen daarin plantengemeenschappen benoemen, ofwel groepen van soorten die typisch bij elkaar voorkomen onder heel specifieke omstandigheden. Wie zich wil verdiepen in deze materie kan hier een goed begin maken omdat het gebied toegankelijk en overzichtelijk is. Voor nu spreken we over de levensgemeenschappen van de droge heide.

Deze gemeenschap als geheel treffen we aan op droge tot matig vochtige, relatief voedselarme zandgronden met een podzolprofiel. Omdat de bodem zo arm is en bijna geen bodemleven kent, wordt organisch materiaal maar heel traag afgebroken. Door de lage productie van dat materiaal is de humuslaag vaak niet dik. Mineralen zijn uit de bovenlaag weggespoeld en op lager niveau weer samengekit en neergeslagen. We zien dat in de bodem aan een stevige zogenaamde oerbank, die vooral uit ijzerdeeltjes bestaat. Waar die laag helemaal verdicht is, blijft daarop regenwater staan, hier en daar soms zelfs tot aan de oppervlakte. Op vastgelegde stuifzanden, op vochthoudende plaatsen waar we leem in de grond vinden  en op noordhellingen, waar door schaduwwerking de dynamiek lager is dan op de zonbeschenen zuidflanken, kunnen we wat meer plantensoorten aantreffen.

Waarvoor gaan we op pad?

Wie zijn ogen en oren de kost geeft kan hier genoeg beleven. Met wat geluk treffen we hier nog steeds de zandhagedis aan. We moeten dus ook op kleine insecten letten (want daar leeft de hagedis van). Rupsendoders, mierenleeuwen, schijnwespen, sprinkhanen: wie geduld heeft op een warme dag in mei of juni en een half uurtje vertoeft op een zandheuvel in het terrein kijkt zich de ogen uit. Uiteraard moet je stil kunnen zijn en op je gemak blijven zitten. Mogelijk vliegt een wulp luid zingend over. Veldleeuwerik, boomleeuwerik, boompieper, tapuit, roodborsttapuit: allemaal vogeltjes die de liefhebber uit elkaar mag houden aan de hand van hun liedje en manier van vliegen. Op een vroege aprilmorgen een stevig uur er op uit met een kenner, of ouderwets zelf aan de wandel – vroeg, vaak en het hoeft niet eens zo ver – dan laten de vogeltjes zich wel kennen. Volhardende vogelaars kunnen in de winter een enkele keer de klapekster aantreffen en de grauwe klauwier broedt hier nog wel. En terwijl we onze lange wandeling over één van de eeuwenoude hessenwegen voortzetten, treffen we maar zo een zonnende adder of hazelworm. Blijkbaar zijn er naast al die insecten, waaronder muggen en libellen, dus ook nog kleine gewervelden te vinden.

Plantengemeenschappen op droge zandgrond

In bovengenoemd milieu vinden we een reeks aan plantengemeenschappen. Hieronder benoemen we ze en geven een kenschets.

Plantengemeenschap… Associatie…?

Een plantengemeenschap is een kenmerkende groep van plantensoorten in de vegetatie. Er is een zich regelmatig herhalende structuur te herkennen, zowel in hoogte (mos-, kruid-, struik- en boomlaag), in de breedte (zoals mozaïekpatronen) als in de tijd (seizoensaspecten). Een dergelijke groep van planten is min of meer stabiel en kan zichzelf in stand houden.

Door verandering van het milieu treedt successie op: verschillende plantengemeenschappen volgen erlkaar op. Op kale grond ontwikkelt zich eerst een pioniergemeenschap, waarna bij het rijker worden van de bodem door de afgestorven planten of uitspoeling van mineralen een nieuwe gemeenschap tot ontwikkeling kan komen.

Een associatie is de kleinste herkenbare eenheid waarin plantengemeenschappen worden verdeeld. Kenmerken zijn een min of meer constante samenstelling (van soorten), een vergelijkbaar relatief aandeel van de soorten onderling, een kenmerkende structuur van de vegetatie, vergelijkbare standplaats (vochtigheid, bodem) en één of meer kensoorten, specifiek voor de planten-gemeenschap.

Associatie van buntgras en heidespurrie

De meest armetierige vegetatiesamenstelling noemen we naar de twee voor die vegetatie bepalende soorten. Deze associatie  is voor Nederland de meest voorkomende plantengemeenschap op zandverstuivingen. Het is een typische pioniersgemeenschap van dit open droge gebied. We vinden er veel blad- en korstmossen, aangevuld met eenjarigen als heidespurrie en buntgras.

 Buntgras tussen eikenblad en sterretjesmos

Op de zandverstuiving hebben de zon en wind vrij spel, extreme omstandigheden, met een heel lage vochtigheid en een zure, voedselarme en profielloze bodem. Het ruig haarmos is de belangrijkste vastlegger van het stuifzand. Wie langs het Rozendaalse Zand loopt kan hem niet missen (je moet er wel voor bukken natuurlijk). De associatie kan tientallen jaren blijven bestaan, maar zal zich uiteindelijk verder ontwikkelen naar een heidevegetatie.

Associatie van schapengras en tijm

Wanneer de bodem op den duur enigszins is verrijkt, zien we meer grassen en grasachtige planten, zoals fijn schapengras, zandzegge en gewone veldbies. Kenmerkend is het grasklokje, met daarbij soorten als kleine tijm, gewoon biggenkruid en geel walstro. Voor de floristen onder ons: duizendblad, muizenoor, smalle weegbree, schapenzuring en struikheide geven aan dat de successie verder gaat.

 Bochtige smele en grasklokje

Deze associatie is typisch voor de paden in droge heide- en stuifzandgebieden. In de moslaag treffen we opvallend veel droogtebestendige bladmossen en korstmossen, aangevuld met gewoon peermos en grijs kronkelsteeltje (een exoot). Mossen en korstmossen vormen een hele aparte tak van studie, we laten de rij hier voorkomende soorten voor nu dan ook maar over aan de specialisten onder ons.

 

 Gentiaanblauwtje (beeld: Paul Cools)

Associatie van struikhei en stekelbrem

Als de struikheide zich eenmaal vestigt, wordt ook de kans dat we stekelbrem gaan aantreffen groter. Die laatste soort kenden we al van de wat rijkere gronden op de Posbank en Herikhuizen. We kunnen ook de dopheide en kraaiheide aantreffen. Zonder actief beheer volgt betrekkelijk snel een begroeiing met bomen zoals de zachte berk. Door ophoping van strooisel en bij meer schaduw raakt de rol van de dwergstruiken uitgespeeld. Uiteindelijk leidt de successie hier tot het ontstaan van een soortenarm berken-eikenbos.

 Stekelbrem

Bedreigingen

De bereikbaarheid van vocht in de bodem is de afgelopen decennia sterk teruggelopen. Deze verdroging levert een milieu met een opvallend lage pH oftewel een hoge zuurgraad. Dergelijke milieus zijn nog eens extra vatbaar voor ophopend stikstof (N), een verschijnsel dat in onze tijd dramatische vormen heeft aangenomen. We zien het resultaat van deze ontwikkelingen aan het verdwijnen van de struikheide en het toenemend overheersen van bochtige smele, buntgras en pijpenstrootje. Op foto’s met de tegenwoordig zo populaire HDR-bewerking levert dat prachtige beelden op, zoals de openingsfoto hierboven. Wie dichterbij kijkt, ziet meteen dat schraalhans hier keukenmeester is, getuige de foto hieronder.

Juist in dit gebied vond, tot in de jaren zeventig nog, het korhoen het bedje gespreid als baltsplaats. Wie dit bolderen een keer van nabij heeft meegemaakt vergeet dat nooit meer. De soort heeft zwaar te lijden gehad van de toenemende recreatiedruk, maar vooral de verdroging van de grote stille heide is desastreus geweest. Hierdoor ontstond een tekort aan voedsel voor de jongen. Bij pogingen tot herintroductie kwamen die wel in voldoende aantallen uit het ei, maar ze bleken geen kans op overleven te hebben in het gebied. Het verdwijnen van kleine ongewervelden (larven, wormen) uit de bodem speelde daarbij de hoofdrol.

De heide werd ook in vroeger tijden middels schaapskudden onderhouden. Dit is arbeidsintensief en dus kostbaar geworden. Wel vindt nu ook begrazing met Schotse hooglanders plaats. Dit stoere runderras vindt hier blijkbaar toch voldoende om te gedijen en behoeft geen herder. Kleinschalig gemechaniseerd plaggen biedt ook perspectief op herstel van de grote, niet meer zo stille heide, maar de optimale manier van werken moet nog steeds gevonden worden.

Kanttekening bij het Rozendaalse Veld

Het Rozendaalse Veld is de laatste jaren in het nieuws omdat de Provincie het gebied buiten wegen en paden wil afsluiten en honden uitsluitend aangelijnd nog wil toelaten. Dit leidde tot protesten van mensen uit de omgeving die menen dat hen zo “hun heide” wordt ontnomen. Het gebruik van de grote stille heide door voorstanders van vrije uitloop en hun geliefde viervoeters leidt echter onverwijld tot het einde van dit kwetsbare gebied, dat zal verworden tot iets wat nog het meest weg heeft van een tankbaan. Dat kan een keuze zijn, maar deze dient dan wel bewust gemaakt te worden. Ter illustratie raden we aan om het Rozendaalse Veld nabij de parkeerplaats eens uit de lucht, via Google Earth, te vergelijken met de Zilvense Heide, nabij Terlet.

Tekst en beeld Peter Sinon

Rozendaalse Veld, het einde van de wereld

[1] zie vorige editie van KARWIJ

Ontdek meer over

Deel deze pagina