Paarse heidevelden met verspreide bomen en groene heuvels onder een bewolkte hemel. Biodiversiteit

Levensgemeenschappen Veluwezoom: Posbank en Herikhuizerveld

Glooiende heuvels die zich ontvouwen in de ochtendmist. Een paarse gloed, een zoete geur van honing, het gezoem van honderden bijen rond de kast of een stilte die alles blootlegt in een mensenhart. Het had hier zo maar “Poëziebank” genoemd mogen worden.

Doorsneden met het geronk van motoren, het gebabbel van kinderen die vrij zijn, of de diepere gedachten van mensen die zich onbespied wanen en verderop daarom nog goed verstaanbaar. Want ook dat is de Posbank: decor voor mensen die zich buiten wagen voor een wandeling. Waarmee we direct zijn aangekomen bij de bedreigingen voor dit gebied. Op warme zomerdagen gaat de schoonheid ten onder aan het eigen succes. Meerdere malen al, is een poging gedaan om de toeristische druk wat te verminderen. Even zo vaak strandde die poging door gebrek aan kennis en inzicht bij de bestuurders, handig bespeeld door belangengroepjes met goede bedoelingen.

Dit is het hoogtepunt van de zuidelijke stuwwal. Door een reuzenhand vanuit het IJsseldal opgedrukte heuvels, afgewisseld met later door smeltwater uitgespoelde laagten. Een wisselend open, wijds of veilig begrensde omgeving, met verspreide bomen en vooral: heide. ‘Natuur’ zoals de meeste mensen in Nederland zich dat voorstellen.

Die heide is direct verbonden aan schapenhouderij. Deze was essentieel in de agrarische dorpen, vanuit de Middeleeuwen tot aan de eerste helft van de 20e eeuw. Behalve wol leverden de schapen die in de winter op stal stonden, mest. Werd de stal al te vochtig dan werd de bodem opgehoogd met heideplaggen. Tegen het einde van de winter stonden de schapen dan enkele meters hoger in de stal. Die met plaggen vermengde mest werd gebruikt op de, vaak aan de andere zijde van het dorp gelegen, enken of akkers. Door eeuwenlang gebruik is hierdoor een vruchtbare strook ontstaan die we bijvoorbeeld aan de noordkant van Rheden vanaf de weg meteen in het vizier hebben.

Het gebied wordt niet meer grootschalig bijgehouden door schapen, de wol is vervangen door goedkope katoen en kunststoffen, de schapenmest door kunstmest. Maar gelukkig is er nog steeds één kudde die hier rondtrekt. In de loop van de jaren zijn diverse andere vormen van beheer uitgeprobeerd. Loslopende grote grazers zoals paarden komen we ook nu tegen op onze wandelingen. Mechanisch maaien en plaggen waren geen succes: het terrein leent zich niet voor tractoren en plaggen met de plaghak is, zo weet ik uit eigen ervaring, ongenadig zwaar.

Het kort houden van opslag van berk en grove den helpt bij het open houden van het landschap en het tegengaan van vrijelijke betreding voorkomt een bijna-ramp zoals midden jaren zeventig aan de orde was. De toegang leek volledig vrij en waar mensen liepen maakte de heide plaats voor kaal zand dat bij een flinke regenbui wegspoelde en diepe voren in het landschap achterliet.

Struikheide is een robuuste plant die veel armoede en droogte kan verdragen en waarvan de zaadjes decennialang intact blijven tot betere tijden aanbreken. Gelukkig trad het herstel dan ook vlot in. Nu kun je er zomaar bijenkasten tegenkomen, je hoort ze al op afstand, van waaruit duizenden bijen hun voedsel halen in het terrein.

[ foto: Erica, struikheide. Beeldbepalend voor de Posbank.]

Reptielen zoals de zandhagedis en de hazelworm voelen zich hier nog thuis, al moet je oren en ogen tegenwoordig wel heel erg de kost geven om ze nog te vinden. Het beste moment is de vroege ochtend, wanneer ze nog traag zijn en in het zonnetje opwarmen en niet zo snel wegkomen. Mogelijk tref je dan nog de levendbarende hagedis aan in wat vochtiger delen van het terrein.

Meer algemeen zijn de mestkevers. Op een wandeling tussen de heuvels zijn ze haast niet te ontwijken, zo veel zijn het er. Er valt dan ook het nodige op te ruimen aan schapen- en paardenmest. De paars-zwart glimmende torren zijn leuk om mee te spelen. Ze bijten niet, zijn groot genoeg om goed te bekijken en wegvliegen doen ze bijna niet. Een mooi beestje om nader kennis te maken met onze keverfamilies.

Van belang is natuurlijk de conclusie dat met zoveel insecteneters het aantal insecten enorm moet zijn, zelfs als ze niet opvallen. Een belangrijke voedselbron voor veel insecten is natuurlijk de heide zelf en alles wat daar op leeft.

 [foto: Mestkevers]

De diverse soorten mieren laten zich wel goed zien. Mieren zijn daardoor vrij eenvoudig te vinden en het is bijzonder aardig ze eens een tijdje te volgen in hun bezigheden. Heb je geluk, dan vind je er een aantal druk doende met het verslepen van de rupsen van het heideblauwtje. Die rupsen zijn aantekkelijk voor de mieren door een speciale afscheiding. Het warme mierennest is een ideale plaats voor de rups om te verpoppen en later als vlinder de wereld te betreden. Een mooi voorbeeld van symbiose dus.

 

Mierensoorten en heidebeheer

De verschillende mierensoorten zijn gevoelig voor het soort beheer dat wordt toegepast. Dat hangt samen met de manier waarop zij hun nest bouwen. We kennen een zogenaamd simpel bodemnest, dat goed bestand is tegen verstoring en makkelijk verplaatst of herbouwd kan worden. Het complexe bodemnest wordt gemaakt door mierensoorten die hun voedsel ondergronds vinden. Het nest is zo groot, dat verplaatsing niet mogelijk is. Dan is er het strooiselnest, dat in de laag bladeren en takken in de strooisellaag wordt gebouwd. Dit is natuurlijk een kwetsbare omgeving, wild dat er doorheen loopt maakt er snel korte metten mee. Als vierde soort kennen we de befaamde mierenhoop, officieel koepelnest. Begrazing en maaien of plaggen betekent het einde van zo’n koepelnest. Soms vind je een kolonie die probeert opnieuw het nest te bouwen maar de energie en tijd die dit kost verhinderen de klus uiteindelijk bijna altijd. Bij ontbreken van gericht beheer vinden we daarom makkelijker meer mierensoorten aan.

Plantkundig is het terrein interessant als groeiplaats van struikheide en de stekelbrem. In de vegetatiekunde noemen we dit de “associatie van struikhei en stekelbrem” of Genisto anglicae-Callunetum. De soortenrijkdom aan planten is in de droge delen heel laag maar daar waar water bereikbaar wordt treffen we meer soorten, zoals mogelijk de wilde tijm. Voor mossen is het gebied heel interessant: ruig haarmos, cladonia, boskronkel-steeltje, de lijst is eenvoudig uit te breiden door op een zonnige middag eens op je gemak de bodem en planten af te speuren. Zonder al die soorten meteen te hoeven benoemen is de verscheidenheid die je zo kan vinden een heel avontuur op zich.

[foto: bijenkasten. De bijen voelen zich thuis tussen de bloeiende erica]

Podsolgronden

De voedselarme zand- of zandleem-gronden kennen onder de oppervlakte een zogenaamde podsolbodem. Podsolgronden worden gevormd door uitspoeling van de mineralen uit de bovenlaag die zo na verloop van vele jaren bijzonder voedselarm wordt. De mineralen spoelen dieper weer in en hopen op, waarbij de vorming van een zogenaamde oerbank kenmerkend is. Deze oerbank, vooral samengesteld uit ijzerdeeltjes is op plaatsen voor vocht ondoordringbaar, waardoor op hoge gronden hier en daar toch poelen kunnen ontstaan die heel lang water houden. Het gevolg is dat het leven daaromheen direct losbarst. Er is op deze bodems doorgaans maar weinig en vaak halfverteerde humus.

Dynamiek en bedreigingen

In eerdere afleveringen van deze reeks over levensgemeenschappen zijn de begrippen dynamiek en diversiteit, anders vertaald: temporele en ruimtelijke variatie, al eens aan de orde geweest. Voor de levensgemeenschap heide zien we dat er een redelijke dynamiek heerst: wind, zon en regen hebben vooral vrij spel. Wie er aardigheid in heeft moet maar eens letten op het verschil tussen hellingen op de zuidkant en die op de noordkant, onder invloed van zonlicht en dus temperatuur. De biodiversiteit lijkt in dit gebied niet heel hoog, de afwisseling in de ruimte is bedrieglijk door de hoogteverschillen. Qua flora is het een schamel geheel dat bijzonder kwetsbaar is. Het vergt veel inventiviteit van de beheerders om de dynamiek zo op peil te houden dat het grote geheel bewaard blijft. De Heidevegetatie is geen climaxvegetatie, zodat te weinig activiteit al snel zal leiden tot opslag van berk en eik, pijpenstrootje en de bochtige smele. Die “vergrassing“ wordt in de hand gewerkt door overbemesting elders, wat leidt tot stikstofneerslag via de lucht. De struikhei profiteert dan van een hoger voedselaanbod, de strooisellaag tussen de planten wordt dikker maar helaas heeft de struikheide kale grond nodig om te kunnen kiemen… Verder voelt het heidehaantje zich in die dikkere strooisellaag prima thuis. Dit kevertje leeft van de bladeren van de struikhei en een plaag ligt dan ook op de loer.

 [foto: kleine tijm]

Het fysieke geologische landschap als zodanig kent dan weinig bedreigingen, de bekleding van dat landschap blijkt helaas veel meer kwetsbaar.

Ontdek meer over

Deel deze pagina