Levensgemeenschappen Veluwezoom: het landbouwgebied tussen Velp en Dieren
AGROTRAJECT: HET LANDBOUWGEBIED TUSSEN VELP EN DIEREN
In deel III van de serie artikelen over biodiversiteit en levensgemeenschappen op de Oost-Veluwezoom kijken we naar het landbouwgebied tussen Velp en Dieren, dat zich uitstrekt op de wat hoger gelegen gronden op de zoom. Aan de zuidkant wordt het gebied begrensd door bebouwing van de dorpen Rheden, Ellecom en De Steeg en aan de noordkant door de bossen aan de voet van de stuwwallen. Verder wordt het terrein doorsneden door beukenlaantjes in verschillende stadia van volwassenheid.

De beuken kunnen bij De Steeg wel een hoogte van veertig meter bereiken; uniek voor Nederland. Dit geeft meteen aan dat we te maken hebben met zeer vruchtbare grond. Het landschap is glooiend, het is de voet van de stuwwal Veluwezoom. De bodem is in fasen gevormd. Tijdens de voorlaatste ijstijd is de bodem opgedrukt tot meer dan honderd meter hoge stuwwallen. Vervolgens is tussen de twee ijstijden hier door de wind vanuit het oude Noordzeegebied in de luwte van het Veluweplateau een pakket löss neergelegd, zoals we in Nederland verder alleen in Limburg aantreffen (en een klein beetje bij Beek). Löss is vochthoudende, voedselrijke grond, een vorm van leem. Aan het einde van de voorlaatste ijstijd is dit landschap verder gevormd door met smeltwater verplaatst materiaal. Grind en grof zand zijn weggespoeld uit de smeltwaterdalen, zoals Herikhuizen
Enkeerdgrond
De bovenlaag van de akkers, direct bij de dorpen, bestaat op plaatsen uit vruchtbare, donkerbruin gekleurde gronden. Deze ‘enkeerdgrond’ is in de afgelopen eeuwen ontstaan uit een mengeling van lemig zand en mest uit de schapenstallen. Het is de moeite waard om eens hier en daar een hand ‘grond’ op te pakken en tussen duim en wijsvinger fijn te wrijven. Je voelt het verschil tussen zand, leem en klei. Opeenvolgend bevatten deze grondsoorten toenemend fijnere, vochtvasthoudende deeltjes. Precies daarom blijft klei echt plakken en loopt zand tussen de vingers weg. Leem en klei hebben ook meer minerale deeltjes, waarmee de vruchtbaarheid toeneemt. Als de grond aan je hand is opgedroogd en je hebt leem of löss in handen gehad, zie je roodbruine aanslag op je handen, die je met wat moeite kunt wegblazen (klei houdt veel langer vast, dat wordt toch echt handen wassen). Voor de helden onder ons: proeven mag ook. Niet altijd lekker, wel uiterst leerzaam. En niet doorslikken uiteraard…
De akkers op, de lanen in
Over het gehele gebied genomen zien we al snel dat de ene akker de andere niet is. Percelen met de eeuwige maïs, aardappelen, peulvruchten, grasteelt en bloemrijke graanvelden wisselen elkaar af. Peulvruchten zijn vlinderbloemigen en de soorten uit deze plantengroep vormen, in symbiose met een specifieke soort bacterie, stikstofhoudende wortelknolletjes. Door de plantenresten met de wortels onder te ploegen, wordt de bodem vruchtbaarder; een eeuwenoude vondst die nog steeds goed werkt. De laatste jaren zien we de teelt van klassieke graansoorten zonder kunstmest, maar met bijmenging van typisch ouderwetse akkeronkruiden zoals klaproos, gele ganzenbloem, bolderik en korenbloem verschijnen. Het doel daarvan is een hernieuwde thuishaven voor bijen.
Levensgemeenschap? Of toch wel?
Eigenlijk is dit gebied niet echt een levensgemeenschap zoals we het begrip in deel I van deze serie hebben uitgelegd. De zone wordt namelijk intensief door de mens beheerd. Jaarlijks terugkerende, forse ingrepen zijn er allesbepalend. Door dat intensieve beheer (hoge dynamiek) komt er weinig terecht van interactie tussen soorten. De samenhang die zich wel ontwikkelt, wordt elk jaar opnieuw verbroken. Er is maar beperkt sprake van successie in de begroeiing; we spreken daarom van pioniersvegetaties. Maar, omdat over het gehele gebied daarin sterke gelijkenissen zijn te vinden, vatten we deze zone tóch op als de vertegenwoordiging van één levensgemeenschap.
Vegetatie met o.a. wilde peen, cichorei en knoopkruid.
Bijenleven
Die bijen verdienen bijzondere aandacht. Zij staan de laatste decennia sterk onder druk in Nederland, onder andere doordat hun voedselplanten onder druk staan. Dat is het gevolg van moderne landbouwtechnieken, vermesting, ‘schoner’ zaad, bestrijdingsmiddelen en zo verder. Wie met enige regelmaat tussen Dieren en Velp een rondje fietst en onderweg de tijd neemt om opnames te maken van de waargenomen bijen naar soort en aantal, gecombineerd met de soorten vegetatie voor die plek, kan in een zomer bijzondere ontdekkingen doen.
De samenhang tussen landbouw, bloeiende plantensoorten en de aanwezigheid van de honingbij lijkt zo logisch, maar is tegelijkertijd verrassend als je ze daadwerkelijk in het veld kan aanwijzen. Daarnaast ontdek je zodra je bewust begint te kijken gemakkelijk soorten die je nog nooit had gezien. Neem dan ook de hommels en graafwespen mee in de inventarisatie. De samengestelde ervaring van een aantal IVN-ers die een zomer lang zulke inventarisaties vastleggen in het gebied kan heel goed tot een leuke publicatie leiden (hint!).
Levendig dierenleven
In het gebied treffen we grotere dieren aan die zich vanuit de bosrand voor voedsel in de open ruimte wagen. Everzwijnen, dassen en reeën zijn vooral in het (half-)duister actief. De vos kan natuurlijk niet achterblijven; er zijn zelfs waarnemingen vanuit tuintjes midden in Rheden. Voor een cultuurvolger als de vos, is dat niet zo heel vreemd, maar dat zelfs de edelherten zich de laatste jaren meer en meer richting de dorpen wagen, geeft te denken. Diverse soorten muizen zoals veldmuis en spitsmuis laten zich in deze gebieden ook zien. Uiteraard ontbreekt de mol niet. Qua insectenrijkdom moeten we ons vooral richten op de akkerranden en de percelen met bloemrijke zaaimengsels.
Bruin zandoogje
Gelukkig heeft het enthousiasme van enkelen aanleiding gegeven voor de inrichting van insectenrijke bermen en de teelt van originele graangewassen zonder bestrijdingsmiddelen, én daarmee tot de terugkeer van de vanouds bekende akkeronkruiden. Ook de beleidswijziging van de gemeente Rheden ten gunste van de biodiversiteit werkt daaraan mee. Wie langs de akkers loopt, bijvoorbeeld over de Ossendaalselaan, merkt direct de aanwezigheid van een veelheid aan insecten. Zweefvliegen, diverse bijen- en vlindersoorten, de soortenrijkdom die we kunnen aantreffen is misschien wel een apart artikel waard. We kunnen van de vlinders in elk geval naast het koolwitje nog de dagpauwoog en zo maar zeven of acht andere soorten verwachten. Natuurlijk vooral als de planten in bloei staan en het zonnetje schijnt.
Maïsveld. Biodiversiteit rond het nulpunt
‘Verpaarding’
Beneden de spoorlijn en doorlopende weg Velp-Dieren vindt toenemend ‘verpaarding’ plaats van landbouwgrond. We zien de stukjes grond die verhuurd worden voor plaatsing van een of meerdere paarden snel verrommelen door overbegrazing en kleine benodigdheden. Het aardige is wel dat als je even oplet bij de paarden in de zomer je al gauw de witte en ook wel de gele kwikstaart bezig ziet. De paardenhoeven jagen larven en insecten uit de grond op, zodat de vogeltjes gemakkelijk voedsel voorhanden hebben. De paardenmest trekt bovendien de boerenzwaluw aan, een soort die vreselijk te lijden heeft onder onze moderne opvattingen over orde en reinheid.
Helaas worden delen van het gebied nog vaak gebruikt voor de maïsteelt. Dit gewas is bijzonder veeleisend, en reden voor enorme bemesting van de bodem. Gecombineerd met de schaduwwerking van het gewas leidt dit tot vrijwel totale afwezigheid van leven in de akkers. Wormen en insecten wagen zich hier niet. Hooguit komt een groepje wilde zwijnen in de herfst op bezoek om van de maïskolven te smullen en in het loopje de toekomstige oogst te decimeren.
Gradiënten uitgelegd
Een ecologische gradiënt is een geleidelijke overgang tussen twee gebieden. Zo’n gradiënt kun je herkennen aan een overgang in de soortensamenstelling van planten in het terrein. Ofwel: een overgang tussen levensgemeenschappen. Vage grenzen hebben een stabieler karakter en tonen een grote variatie aan natuurlijke of culturele verschijningsvormen. Door dergelijke gradiënten te herkennen en te verzorgen, kunnen we de ruimte gevarieerder maken en de ruimtelijke kwaliteit versterken. Ons gebied wordt gekenmerkt door scherpe grenzen tussen dynamische landbouw en de meer natuurlijke zones, het is daarom belangrijk het grote plaatje te beschouwen, in plaats van ‘die ene akkerrand’. Het gebied vormt een grote overgangszone tussen laag en hoog, nat en droog. Meer ‘gradiënt’ krijg je niet zomaar cadeau.
Het is misschien wat lastig te vertalen maar gradiënten zijn de sleutel tot ons begrip van biodiversiteit. In het landschap zijn gradiënten de meest gevarieerde milieus. Er komen de meeste soorten planten en dieren voor en ook de meest verschillende landschappelijke verschijningsvormen. Gradiënten zijn bronnen van diversiteit. Dat geldt voor natuurlijke aspecten zoals nat-droog, hoog-laag, open-begroeid, voedselarm-voedselrijk en zand-klei. Dat geldt ook voor ‘cultuurgradiënten’ zoals overgangen tussen intensief en extensief agrarisch gebruik of tussen stedelijk enlandelijk gebied. Reden te meer om juist met ons zo kwetsbare gebied behoedzaam om te gaan.
Oefening baart kunst
We hebben het in dit artikel over terreinen die aan de randen redelijk open zijn en ook nog eens goed bereikbaar. Door de hoogdynamische omgeving treffen we vaak flora aan met een schrale soortenrijkdom. Daar zit echter ook een groot voordeel aan: overzichtelijkheid.
Die komt uitstekend van pas als je een begin wilt maken met een uitgebreide kennismaking met de Nederlandse soortenlijst. Juist de zo gewone soorten zijn de moeite waard om in je op te nemen en op dit soort terrein kom je ze veel, en in allerlei groeistadia, tegen. De grote brandnetel kent iedereen en de witte en paarse dovenetel zijn ook goed bekend. De grote en smalle weegbree, varkensgras, witte en rode klaver, zijn ook te doen. Maar wie kan de drie belangrijkste kamillesoorten – echte kamille, schijfkamille en reukloze kamille – vlot op het zicht benoemen? Ik daag je uit om dertig algemene soorten uit te zoeken in je zakflora en een jaar lang uit te kijken naar levende exemplaren van die dertig soorten. Zet een stip op een kaart waar je ze aantreft en je zult verrast worden!
Tekst en beeld: Peter Sinon