Lindebloesems en groen blad in close-up. Bomen en struiken

Inheemse soorten, een verkenning

Graag vertel ik wat meer over enkele inheemse (planten)soorten en hoe je ze herkent. Als richtlijn neem ik een bestaand artikel op de landelijke IVN-site, daarna zien we wel verder. En het gaat dan over heel gewone soorten die je eenvoudig kan leren kennen. Maar eerst natuurlijk wat vragen en overwegingen.

Wat is inheems en waarom is dat belangrijk?

Wat is inheems? Dat hangt af van hoe je inheems wilt definiëren. Soorten die hier al een lange geschiedenis hebben, zijn over het algemeen wel goed aangepast aan het klimaat, ook al kunnen zij te lijden hebben van de tegenwoordige droogte en stikstofovermaat. Die goede aanpassing is natuurlijk ook van belang voor de insectensoorten die de soort al zo lang weten te gebruiken als voedsel of schuilplaats. Tot slot is er het samenspel met andere soorten. Door die lange geschiedenis hebben de inheemse soorten onderling veel meer tijd gehad elk hun eigen plekje te vinden in de onderlinge samenhang. Je mag dus ook wel verwachten dat inheemse soorten een hogere bijdrage leveren aan de diversiteit van hun leefomgeving, ofwel de biodiversiteit.

De laatste jaren hoor je nogal eens over ’invasieve exoten’’, plant- en diersoorten die hier oorspronkelijk niet thuishoren maar zichzelf met ruwe hand een plaats veroveren ten koste van soorten die hier thuishoren. De vraag over de grenzen van wat hier thuishoort en wat niet, gaan we niet definitief beantwoorden. Ook niet in hoeverre zo’n exoot hier dan ook niet een plaatsje mag vrijmaken. Het zijn tenslotte niet alleen maar rauwdouwers, zoals de Japanse duizendknoop en de Amerikaanse rivierkreeft.

Hoe ingewikkeld die discussie kan worden, blijkt bijvoorbeeld uit hoe wordt aangekeken tegen de braam. Of liever: de bramenfamilie, want er zijn wel meer dan 200 ondersoorten. De braam wordt al snel weggezet als invasieve exoot. Maar dat klopt niet: de bramenfamilie is sinds de laatste ijstijd meegekomen met de loofbossen (eiken, beuken!) die zich steeds noordelijker konden ontwikkelen. En dus is er ook geen sprake van een invasie. Wetenschappelijk onderzoek laat ook zien dat, in tegenstelling tot wat velen van ons denken, de bramenfamilie geen bijzonder voordeel heeft van overmatige stikstofbemesting. Wel heeft ze voordeel bij verdroging en het staken van bermbeheer. Dat ze voor de mens een lastpost kan zijn is helder, maar daarmee is het nog geen invasieve exoot.

Om de puzzel compleet te maken: er zijn inheemse soorten waarvan we zaai- en pootgoed uit andere landen halen. Meidoorns worden onder andere uit Kroatië geïmporteerd om er hier hagen mee aan te leggen. Maar die variant begint wel drie weken vroeger te bloeien dan de Nederlandse wilde variant. Insecten die van hun nectar afhankelijk zijn en hun cyclus door de eeuwen heen hebben afgestemd op de Nederlandse variant komen dus te laat! Je moet dus onderscheid maken tussen een inheemse allochtone en een inheemse autochtone soort… Dat geeft wel aanleiding tot een glimlach.

Enkele voorbeelden van inheemse bomen

Kleinbladige linde (Tilia cordata)

De linde is een boomsoort met veel variatie in blad en vorm. Vaak is er sprake van kruisingen of spontane vermenging, maar de kleinbladige en de grootbladige linde kunnen we nog wel uit elkaar houden. We gaan hier verder met de eerste. Oorspronkelijk kwam de kleinbladige linde royaal voor in de Nederlandse natuurbossen en vooral ook in de beekdalen. Ze schijnt nog algemener te zijn geweest dan de eik. Er bestaan nog restjes van oeroude lindewouden maar daarvoor moet je wel naar de oostgrens van Polen of Denemarken. Omdat het blad van de linde hier makkelijk verteert, is de soort belangrijk bij het tegengaan van verzuring van de (bos)bodem. Dat werkt weer in het voordeel van planten als witte klaverzuring, bosanemoon en daslook.

De bloemen van de linde ruiken sterk, onmiskenbaar voor wie er onderdoor loopt. Net zo herkenbaar is het legioen bijen dat wordt aangetrokken door die geur. Ze veroorzaken zo in juni een luid gegons rondom zo’n bloeiende lindeboom. Vaak zie je onder ’een bloeiende boom dode hommels liggen. Het blijkt dat het rondvliegen om de nectarbron de dieren meer energie vraagt dan er te halen valt voor deze soort. Bijen lijken hier geen last van te hebben.

De zaden hebben een heel leuk vleugeltje, waarmee ze als ze rijp zijn van de boom af dwarrelen. Op die manier verspreidt de linde zich makkelijk verder dan bijvoorbeeld kastanje of hazelaar. De geslachtsnaam Tilia verwijst naar deze vleugel. De soortnaam cordata verwijst weer naar het hartvormige blad van de boom.

Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia)

Aucupor in het Latijn betekent ´vogelvangst´. Als je een kwartiertje tijd neemt om bij een lijsterbes met vruchtjes rond te hangen zie je meteen waarom. Vooral merels en vinken zijn gek op de bessen, maar daar blijft het niet bij. Zolang het licht en droog is levert het een drukte van allerlei vogelsoorten op, totdat alle besjes zijn verorberd! Wees er op tijd bij om zelf wat te plukken om jam van te maken!

De structuur van het boompje maakt dat vogels er ook nog eens graag nestelen, zo’n dichte bos takken om het nest biedt bescherming. Verder geuren de bloesems heerlijk en heel herkenbaar. In de herfst verkleurt het blad mooi, maar de vreugde is van korte duur: een regenbuitje is al genoeg om het blad te laten afvallen. Gelukkig gaan de rode bessen langer mee, soms de hele winter door.

Vuilboom/ sporkehout (Rhamnus frangula)

Een onooglijk boompje, meer een struik, die nergens door opvalt. Totdat de herfst er duizend kleuren uit weet te toveren. Zelfs de besjes kunnen allerlei kleuren hebben.

De geslachtsnaam Frangula komt van het Latijnse frangere (breken), omdat de takjes makkelijk breken (als in fragiel). Rhamnus is afgeleid van  het Griekse woord voor naaien of steken en verwijst naar de dorens. De soort bloeit bijna de hele zomer door, waarbij de vruchtjes verkleuren van groen naar rood naar blauw. Of ergens daartussen blijven hangen. Typisch vind je het citroentje (de gele vorm van het koolwitje, zeg maar) en boomblauwtjes rond de struik, ze zetten daar graag hun eitjes op af. In de winter zie je pas echt goed dat de oudere takken bezaaid zijn met witte stippen in de bast. Die takken worden vanouds gebruikt voor het vlechten van ouderwetse bijenkorven.

Hazelaar (Corylus avellana)

Corylus betekent hoornvormig, in verband met de bloeiwijze, en avellana verwijst naar de stad Avellino in Italië, waar de plant vroeger veel geteeld werd voor de heerlijke hazelnoten. Soms begint de plant al te bloeien in december, maar pas als de (mannelijke) katjes afvallen komt ze in blad. De vrouwelijke bloemen zijn rood en leveren bij bevruchting de hazelnoten.

 

Veldesdoorn of Spaanse Aak (Acer campestre)

Acer is Latijn voor ’scherp’ of ’bijtend van smaak’, en verwijst naar de kwaliteit van het hout (scherp, sterk). De soortaanduiding campestre komt van het Latijnse campus voor vlakte of terrein. ´Veldesdoorn´ verwijst naar het gebruik van de bomen in heggen en houtwallen die vroeger de akkers van elkaar scheidden. De veldesdoorn kan makkelijk over de 250 jaar oud worden en biedt onderdak aan vinkensoorten, zoals appelvink, goudvink en groenling.

In de winter herken je de boom meteen aan de kurklijstjes die op alle takken afstaan (zie vooral de foto!). De zaadjes vormen de befaamde  helikoptertjes die zo mooi uit de boom dwarrelen…

Neem de tijd voor de inheemse soorten

Een handvol soorten, ditmaal. Het is handig om, als je soorten wilt leren kennen, niet te veel tegelijk te willen en om elke stap net zo lang te herhalen totdat je bij de herkenning geen problemen meer hebt.

Alle soorten die we hier hebben genoemd kom je tegen als je een wandeling maakt van Velp naar Rheden of tussen De Steeg en Dieren. Al is de herkenning natuurlijk wel wat lastiger nu het winter is geworden.

 

Tekst: Peter Sinon, bewerking van IVN-website

Beeld:      auteur, K. Ziarnek,  F. Vincentz

Ontdek meer over

Deel deze pagina