Mensen wandelen in een bos, een jongen speelt met een speelgoedauto op het pad. Biodiversiteit

Hoe gaat het met de natuur?

Da’s een lastige vraag. En afhankelijk van aan wie je het vraagt. Ras pessimisten, ras optimisten, mensen die allergisch reageren op die vraag, ontkenners, slordige wetenschappers, klokkenluiders en onheilsprofeten. Tijd voor een rondje.

Wat zegt de krant?

We lezen over de terugkeer van allerlei grotere zoogdiersoorten in Europa. Een moordzuchtige beer in de Italiaanse Alpen, dassen die taluds van onze wegen ondermijnen, de migrerende wolf, het maakt ‘de natuur’ weer gevaarlijk. Zoals in de Middeleeuwen, zeg maar. Je zou gaan denken dat het zo’n vaart niet loopt met die achteruitgang. Social media en de kranten zijn ook goed voor gepeperde meningen. ‘Er is in Nederland helemaal geen natuur meer, alles is cultuur’, ‘De natuur verandert nou eenmaal altijd, laat haar met rust’, ‘De natuur is toch van iedereen?’, ‘Laat ze eerst maar eens goed gaan beheren!’, ‘Náást onze stal broedt een koolmees’. En zo verder. Dergelijke redeneringen doen het goed, want ze zijn eenvoudig.

‘De natuur is van iedereen’.

Niets zo tijdrovend als een onderbouwde en genuanceerde mening. Maar er is wel iets ernstig mis met dit soort uitspraken.

Wat zie je zoal zelf?

Als ik het ook eens eenvoudig mag houden: wanneer ik op een zomeravond in landelijk gebied met de auto van a naar b ga kom ik tegenwoordig met een vrijwel schone voorruit aan. Dat was tot aan de jaren Tachtig wel anders! Wat moet ik denken van het ontbreken van vlinderrijke zomers? Afgaande op mijn eigen waarneming is het insectenleven zeer sterk achteruit gegaan. Het aantal zweefvliegen en honingbijen dat ik in mijn bloementuin heb gezien dit jaar is bijzonder laag. En er is meer dan voldoende bewijs dat die waarneming ondersteunt.

De verandering van deze ecologische kernfactor (het insectenleven) moet wel grote gevolgen hebben en de voorbeelden stapelen zich op. De vogelstand bijvoorbeeld. Exemplarisch is de dramatische achteruitgang van de veldleeuwerik, die niet alleen de insecten maar ook de ouderwetse kleinschalige landinrichting en weidegebruik moet missen. En waarom zie ik de kuifleeuwerik nooit meer? De achteruitgang van kleine reptielen, ook al echte insecteneters, doet me zeer. Je hoeft echt geen wetenschapper te zijn om te merken dat de kwaliteit van ‘de natuur’ in Nederland zienderogen achteruit holt. Al zijn die wetenschappelijk verantwoorde tellingen, analyses en rapporten zeker nuttig en nodig, waarover zo dadelijk meer.

Veldleeuwerik (H. Dikkers)

Signalen

Wie wil weten hoe het met de Nederlandse natuur gaat, kan ook nog gewoon een praatje maken met ooggetuigen: de wat oudere natuurkenners, oudere boswachters of biologen. Mensen die uit hun eigen ervaring nog kunnen vertellen over wateraardbei, krabbenscheren in en dotterbloemen langs de sloot. Over weilanden bezaaid met orchideeën. Over veenmosrietland en hoe gewoon de kleine en ronde zonnedauw ooit waren. Over vlinders als het tijmblauwtje en de moerasparelmoer-vlinder die verdwenen zijn. Over hoe gewoon zingende grutto’s, wulpen en tureluurs in het voorjaar waren. De sensatie bij het vinden van een ligusterpijlstaartrups in de ‘heining’ (ligusterhaag). Weinig wetenschappelijk allemaal, maar toch.

 

De lijst met kwetsbare en verdwenen soorten waarbij een overschot aan meststoffen in het milieu (de ‘natuur’) een aantoonbare rol speelt wordt voortdurend langer, de hoeveelheid planten- en insectensoorten in onze omgeving voortdurend kleiner. Geschikt bodemwater voor de drinkwatervoorziening staat toenemend onder druk.  Wie zich het algemene landschap van rond 1963 kan herinneren weet dat de ‘natuur’ versnipperd is geraakt en daardoor lastig bereikbaar is geworden. Waar voorheen overal om ons heen die natuur aanwezig was, moeten we er nu voor op uit.

Graadmeter

We kunnen onze antwoorden ook vinden door te meten. Daar zijn we in Nederland heel goed in. Natuurbeheerders, onderzoekers, vrijwilligers, ze leveren allemaal tellingen en registraties. Professionals verwerken die gegevens en we wéten dus ook hoe het met die natuur gaat. Al moet daar wel bij vermeld dat dit soort onderzoeken nog maar betrekkelijk kort wordt uitgevoerd. Vanuit wetenschappelijk oogpunt ‘weten’ we nog lang niet alles. Maar hoe meer we weten, hoe duidelijker de beschreven achteruitgang blijkt.

LPI of Living Planet Index

Dankzij de onderzoekers kan het Centraal Bureau voor Statistiek de Living Planet Index (LPI) berekenen. Een soort AEX-index voor het dierenleven, ontwikkeld door Britse wetenschappers, een wereldwijde standaard. De basis vormt een verzameling representatieve diersoorten, waarvoor trends worden berekend. De gemiddelden daarvan resulteren in een algemene trend.

In maart 2023 verscheen de nieuwste Nederlandse LPI en hij stijgt… Een beetje. Goed nieuws zou je denken, want een teken van herstel. Maar dat is te kort door de bocht, want een paar procent van heel weinig is nog steeds heel weinig. En het feit wil dat in referentiejaar 1990 de biodiversiteit in Nederland op een absoluut dieptepunt zat.

Verder is dat indexcijfer een samenvattend getal van elementen op één hoop. Het herstel van sommige soorten verdonkeremanen (onbedoeld) de dramatische achteruitgang van andere soorten. Sterker: planten, schimmels en de meeste insecten worden zelfs helemaal niet meegenomen in de LPI. De enorme teruggang daarvan zie je wel terug in andere indicatoren zoals de Rode Lijsten van bedreigde soorten. Die lijsten worden alleen maar langer.

Dit maakt het er allemaal niet eenvoudiger op, zodat de uitleg van het belang van ‘natuur’ zich vooralsnog moeilijk leent voor een ‘elevator-pitch’.

Het economisch evangelie

Je hoort nogal eens: ‘Moet ons economisch belang dan wijken voor een vlindertje en wat plantjes?’. Nauwelijks verholen neerbuigendheid, ‘natuur’, dat is toch iets voor een linkse elite. ‘Er kan tegenwoordig helemaal niets meer.’ Uit deze vraag en opmerking wordt wel duidelijk dat er nog heel wat valt te ‘educeren’. Want ook dat vlindertje en die plantjes staan voor een economisch belang. Dat zij vrijwel nooit zijn meegenomen bij de samenstelling van economische modellen maakt die modellen dus enigszins gemankeerd. Daarom is een wedervraag op zijn plaats: wat verstaan we onder dat economisch belang?

Neem een appel. De kostprijs van een simpel product als een appel is nog redelijk eenduidig vast te stellen. Daarmee is de fruitteler in staat zich een inkomen te verwerven dat de moeite waard is. Dat een aantal factoren daarbij helemaal niet aan de orde komen is duidelijk. De kostprijs van het gehele, complexe systeem dat we boomgaard noemen, een systeem dat we nauwelijks kennen, is van een geheel andere orde. Voor de bestuiving van appelbloesem zijn (honing-)bijen noodzakelijk.

In 2003 is berekend dat die bestuiving een Nederlandse economische waarde vertegenwoordigt van meer dan 260 miljoen euro. Wie meer zoekt kan het ook vinden, internet is een welkome bron op dit punt. We staan dus niet helemaal met lege handen in het gesprek met het economisch evangelie van rupsje-nooit-genoeg.

De roze olifant

Natuurlijk weten we wel waarom die insectenstand in Nederland zo enorm is achteruit gegaan. Daar is helemaal geen compleet en wetenschappelijk verantwoord verhaal voor nodig.  Laten we eens teruggaan naar 1963. De jaren vijftig zijn nog volop aanwezig, modernisering staat in de kinderschoenen. De vlaflip wordt bedacht en president Kennedy bezoekt Berlijn. Vliegverkeer, wegtransport, ze staan in geen verhouding met wat zich vandaag de dag afspeelt. Niemand had gedacht aan een toename van de bevolking met 50%, van 12 tot 18 miljoen en de explosie aan woningen die daarmee in de pas probeert te blijven. De vlucht die sindsdien het toerisme heeft genomen. Maar de roze olifant in de kamer moet ook benoemd worden: de veeteelt. Het bijzondere is dat er in dat jaar 1963 ongeveer net zoveel melkkoeien rondliepen als op dit moment. Al is de beschikbare oppervlak grasland verminderd met 33% – dat ging sindsdien vooral naar stedenbouw en wegenaanleg. De bloemrijke hooilanden van destijds zijn omgetoverd tot grasakkers die niet één of twee keer per jaar werden gemaaid, maar vaak wel 4 keer. Het resultaat wordt direct verpakt in grote rollen plastic. Daar ontsnapt geen rups meer aan, laat staan een vlinder. Geen drogend gras meer op het land, maar plastic balen; maaien, verzamelen en verwijderen gaat in één ronde door.

De melkkoe van vandaag levert per hectare de dubbele hoeveelheid melk die haar soortgenoot destijds leverde. Dat lukt uiteraard alleen als het dier meer en andersoortig voer eet. Met navenant meer mestproductie. Die mest moet vervolgens weer op die beperkte hoeveelheid grond gebracht worden. Het zou wel flink schelen als met 65% van de zuivelproductie die wordt geëxporteerd tegelijk 65% van het bijbehorende mestoverschot zou worden geëxporteerd… En daarmee zitten we midden in de actuele stikstofcrisis.

Mest uitrijden in moderne tijden.

Wie even rondkijkt weet dat het moderne boerenbedrijf niets meer te maken heeft met het zo beminde familiebedrijf van toen. Daar komt weinig romantiek bij kijken. Het agrarisch bedrijf is sinds ons peiljaar 1963 tot diep in de kern  veranderd, de gevolgen enorm. Voor de boer zelf, die op een heel andere schaal afhankelijk is geworden van zijn investeerders en een complete verwerkende industrie buiten de deur. En voor de natuur van ons land, waarvan we met zijn allen afhankelijk zijn voor veel méér dan alleen ontspanning of  schone lucht. Die plantjes en dat vlindertje van zojuist staan voor veel meer dan alleen dat. Er zijn gelukkig wel een toenemend aantal boeren die zijn overgestapt naar een veel duurzamer vorm van bedrijfsvoeren, ondanks de dubbele houding van de banken die als het er op aan komt zo’n verdienmodel al te vaak nog steeds niet rendabel achten.

 

Hoe gaat het dan nu met de natuur? Dat hangt er maar vanaf wie je het vraagt en wat je precies meet.

Maar de ontbrekende getuigen spreken wat mij betreft het hardst.

Voor wie meer wil weten

  • Over de afname van insecten in Nederland: zoek op de website van Natuurmonumenten “ook in Nederland dramatische afname van insecten”
  • Over het Living Planet Report: https://www.wwf.nl/globalassets/pdf/lpr/living-planet-report-nl-2023-kiezen-voor-natuurherstel.pdf
  • Het woord ‘educatie’ kent geen werkwoordsvorm. Educeren is taaltechnisch misschien juist, maar het werkwoord is wel zelfverzonnen.
  • Economische waarde van bestuiving door bijen: Maandblad voor imkers, oktober 2003. Cijfers voor Nederland.

 

Ontdek meer over

Deel deze pagina