Doorsnede van bodems met verschillende lagen, wortels en vegetatie aan de bovenkant. Landschap

Gronden van de Oostelijke Veluwezoom – deel II

Zand is zand. Of is dat te simpel?

Komen we toch nog over bodem en bodemvormende processen te spreken. Dat zandgronden zo slecht water vasthouden betekent ook dat mineralen en andere voedingsstoffen uit de strooisel- en humuslaag worden meegenomen door het wegvloeiende regenwater, dieper de bodem in. Dat noemen we uitspoelen. Daar waar in dieper gelegen lagen de bodem dichter wordt door aanwezigheid van kleinere deeltjes, stagneert het water en slaan de stoffen uit de bovenlaag weer neer in de vorm van een verdichte, donkere laag. We zien dit meestal op een diepte van meer dan 30 cm. Als er ijzer aanwezig is in de vorm van ijzerhuidjes rondom de zandkorrels (en dat is in onze streken altijd het geval) krijgen we te maken met een bijzonder verschijnsel. De zure humus in het wegzakkende regenwater en het ijzer hebben een sterke uitwerking op elkaar: de humus verkit en de ijzerdeeltjes komen los van de zandkorrels, waarbij er in de loop der jaren een ijzerlaagje wordt gevormd. Die combinatie van humus-kit en ijzerafzetting noemen we een oerbank. Vaak is een dergelijke laag zo hard en dicht dat het water blijft staan en alleen naar opzij kan wegstromen. Omdat ook de voedingsstoffen stikstof, kalium en zwavel makkelijk verloren gaan bij de al genoemde uitspoeling is de pH-waarde van dergelijke gronden meestal laag tot zeer laag, met een pH van 4,5 of lager. We noemen dat ‘zure grond’.

..Oerbank onder heide.

 

De bovenste grijze laag is de uitspoelingszône. Door uitloging is het zand verkleurd tot een witgrijze laag. Humus en mineralen spoelen uit tot de zwarte rand, zo’n 30 tot 50 cm. lager. Daar bevindt zich de dunne laag die we oerbank noemen. Daaronder zie je de roestkleurige laag, waar ijzer neerslaat vanuit de oerbank. Op plm. één meter diepte zien we het lichte, oorspronkelijke dekzand.

Als vanwege zo’n oerbank plaatselijk water ophoopt als schijngrondwater kunnen de plantenwortels wel voldoende vocht bereiken. Daar ontstaan dan in de loop van jaren moerasjes en vennetjes. Dergelijke gebiedjes zijn bijna altijd bijzonder als het gaat om planten-  en insectenleven. Dat maakt ze tegelijk een paradijsje voor amfibieën. De boodschap is echter, gezien de toeristische druk in ons gebied, om ze met rust te laten en slechts sporadisch en in zeer beperkt gezelschap te bezoeken. Overleg vooraf met de terreinbeheerder!

Een vreemde eend in de bijt

We moeten het nog hebben over een bijzondere grondsoort, het veen. Waar de grond voor meer dan 50% uit organische resten bestaat spreken we van veen. Dit is altijd een pakket dat is ontstaan op een ander bodemprofiel maar omdat die diepere laag zo ver beneden het oppervlak ligt gaan we er hier niet op in. Belangrijk is wel, dat eenmaal afgestorven planten en dieren in een sterk waterhoudende laag terechtkomen, waar de vertering bijzonder traag plaats vindt. De opstapeling van die organische resten levert al na enkele tientallen jaren de zogenaamde veenlaag. Er is hier geen indeling op basis van lutum of korrelgrootte aan de orde.

In ons gebied hebben we minstens één duidelijk veengebied: het Kooibos en Faisantenbos bij Middachten. Op deze plek wordt het grondwater aangevuld met kalkrijk kwelwater dat vanaf de hoge gronden gestaag toestroomt en hier aan de oppervlakte verschijnt. Die kalkrijke kwel geeft aanleiding tot een bijzondere vegetatie met slanke sleutelbloem , verspreidbladig goudveil en knikkend nagelkruid. Ook vindt er een proces plaats waarbij ijzer en natuurlijke fosfaten zichtbaar worden als een roestbruine (!) neerslag. Als je langs de Eikenlaan in Ellecom loopt en een handje veengrond oppakt uit de berm kun je dit samenknijpen, waarbij de massa bijna sponsachtig aanvoelt en meteen veel water loslaat. Dit is typerend voor veen.

Zo grillig als een rivier

Een rivier die buiten haar oevers treedt brengt allerlei materiaal mee. Het grove, zwaardere materiaal bezinkt bij zo’n overstroming steeds als eerste, dus zo dicht mogelijk bij de rivierloop. Het vormt daar in de loop van vele jaren dan zogenaamde stroomruggen, rivierduinen als een soort natuurlijke dijk. Binnendijks in de Havikerwaard wordt zelfs grof zand gevonden – de afgraving door K3 Delta in de Havikerwaard is niet per ongeluk juist daar te vinden. Het fijnere materiaal wordt verderop, waar het stromende water aan kracht verliest, afgezet. Aan ‘onze’ zijde, dat is de noordkant tegen de stuwwal, is voor afzetting van de fijnste deeltjes vanwege de hoogteverschillen nooit ruimte geweest. De echt zware kleigronden vinden we wel aan de overzijde van de loop van de IJssel, in een grote bocht vanaf Duiven naar Wehl.  Aan de zuidzijde van de IJssel tussen Westervoort en Olburgen stonden tot 1960 zeker 6 steenfabrieken en een pannenbakkerij, aan de noordzijde stonden 5 steenfabrieken, die uiteraard allemaal ter plekke hun grondstoffen (lichte klei) hebben gedolven.

Overstroming Velperwaarden met wilgenvloedbos en grote zilverreiger in het riet.

 

De combinatie van stroomruggen, kommen,  de verschillende grondsoorten en daarmee de aanwezige begroeiing zoals heggen en wilgenvloedbos bieden veel overgangen (gradiënten) en daarmee gelegenheid tot een zeer hoge biodiversiteit.

NB: ‘gelegenheid bieden tot’ vergt roeien tegen de stroom in, om te komen tot realisatie. Rijkswaterstaat heeft helaas duidelijk andere prioriteiten dan verhoging van de biodiversiteit en ziet de uiterwaarden het lieft kaal en vlak, zodat het water vlug kan wegstromen.

Tekst Peter Sinon

Ontdek meer over

Deel deze pagina