Weelderig groen grasveld met witte bloemen, omgeven door hoge bomen en dichte begroeiing. Bloemen en planten

Een tocht van laag naar hoog

Enkele vegetatietypen van de Oost-Veluwezoom uitgelicht

Eén van misschien wel de meest interessante karakteristieken van het werkgebied van IVN Oost-Veluwezoom is haar grote verscheidenheid aan landschapstypen, die hier op kleine schaal naast elkaar liggen. Zo vinden we dicht bij elkaar bijvoorbeeld heidelandschappen, boslandschappen, rivierlandschappen en ook agrarische en urbane landschappen. De Werkgroep Vegetatie heeft een onderzoekje gedaan naar de vegetatietypen die we op de Oost-Veluwezoom aantreffen. We lichten op vereenvoudigde wijze een aantal zaken uit dit onderzoekje.

 

Eerst even dit: landschappelijke diversiteit

In hoofdzaak ligt de natuurlijke landschappelijke positie van de Oost-Veluwezoom ten grondslag aan de voornoemde diversiteit. Met een moeilijk woord bedoelen we hier de fysisch-geografische toestand: het verschil in bodem, reliëf en watertoestand. De Oost-Veluwezoom omvat een gradiënt waarin de voornoemde factoren elkaar opvolgen. Onder de bomen bijvoorbeeld, vindt men op de hoogstgelegen zandbodems van de stuwwal vooral eik, berk en grove den. Deze zijn het best aangepast aan het droge, zure en voedselarme milieu dat we daar aantreffen. Op de flanken van de stuwwal, met meer lemige bodems, komen we van nature bossen tegen met vooral beuk. En aan de voet van de stuwwal, waar het natter en voedselrijker is, groeien van nature bossen waarin vooral els en/of es opvallen.

In de meeste gevallen zonder menselijke ingrepen in het landschap zou bos de natuurlijke vegetatie zijn. Echter heeft de mens het landschap al eeuwenlang in hoge mate veranderd en ook nog extra landschapstypen gecreëerd, waarin in de loop van honderden jaren stabiele, nieuwe vegetatietypen met allerlei bijbehorende, karakteristieke planten en dieren een plekje hebben gevonden. Denk maar eens aan het heidelandschap, met struikhei en gaspeldoorn op Herikhuizerveld. Maar bijvoorbeeld ook hooilanden met glanshaver en margrieten, dat tegenwoordig vooral in bermen, dijken en hoger gelegen ruggen in uiterwaarden nog aanwezig is. Op de natuurlijke gradiënten van fysisch-geografische factoren zijn allerlei andere gradiënten ontstaan door menselijke activiteiten.

Raai

Het leek de Werkgroep Vegetatie een leuk idee om een raai uit te zetten die dwars door ons IVN-gebied loopt. Een raai is een rechte lijn door een gebied waarlangs punten worden gezet om onderzoeksgegevens te verzamelen. In dit geval gaat het om de gegevens over de vegetatie.

Het is een nauwkeurig meetinstrument waarmee veel informatie kan worden afgelezen omtrent de milieutoestand van een gebied. Hierbij kan men denken aan bijvoorbeeld het beschikbare nutriëntengehalte, zuurgraad, grondwaterstand en structuur van de bodem. Maar ook zaken zoals het (voormalig) landgebruik, het beheer, de mate van betreding, de mate van vervuiling en tal van andere zaken zijn af te lezen aan de vegetatie. Niet alleen de aanwezigheid van de plantensoorten en korstmossen vertellen iets over de omgeving; het is vooral de verhouding (en vitaliteit) waarin ze tezamen, als vegetatie dus, ergens optreden.

AFB: raai

Weergave van de raai. De nummers geven aan waar de vegetatieopnamen in dit artikel zijn gemaakt.

 

Doordat de Oost-Veluwezoom bij lange na niet op elke plek van hoog naar laag exact dezelfde opeenvolging van vegetatietypen laat zien, konden niet met één raai alle vegetatietypen meegenomen worden. In dit artikel wordt dan ook maar één raai uitgelicht die loopt van de IJssel (nabij het Rhedense Veer) tot aan ongeveer restaurant De Posbank. We hebben zes vegetatietypen uitgekozen om te bespreken. Zowel natuurlijke als halfnatuurlijke, bekende én onbekende vegetatietypen.

Vegetatieopnamen

De werkgroep heeft voor het onderzoekje vegetatieopnames gemaakt, zoals dat in de vegetatiekunde wordt gedaan.

Als we uitgaan van een plant dan spreken we over de soort plant. Die kun je op naam brengen door te determineren, met behulp van een gids en determinatiesleutel. Je herkent in het veld al snel hoofdgroepen van plantensoorten: gras, bomen of struiken.

Vegetatie is het geheel van planten op een specifieke plek. De basiseenheid is de associatie. Veel plantensoorten komen doorgaans niet willekeurig met elkaar voor, maar in min of meer vaste combinaties met andere plantensoorten. Ze vormen een weerslag van die ene groeiplaats. Je kunt vegetatie op naam brengen door analyse van een vegetatieopname. Je ziet al snel of iets een grasland, heide of bos is, het wordt spannender om te bepalen tot welk type grasland of bos deze vegetatie dan behoort.

Vegetatieopname

Bij een vegetatieopname wordt volgens een geformaliseerde methode de vegetatie ‘bemonsterd’. Dit wordt gedaan door een proefvlak uit te zetten dat min of meer representatief is voor de gehele vegetatie en álle soorten planten die in dat proefvlak voorkomen worden dan genoteerd. Hierbij wordt ook per plantensoort opgeschreven hoeveel procent zij binnen het proefvlak aan ruimte inneemt. Een soort kan namelijk veel ruimte innemen (domineren) of maar af en toe voorkomen. Ook de verticale gelaagdheid is een van de dingen die in zo’n opname wordt onderzocht. Een bos bijvoorbeeld bestaat vaak uit een boomlaag, struiklaag, kruidlaag en moslaag. Dit zegt iets over de structuur van de vegetatie.

Uitgelichte vegetatietypen

Hieronder volgen zes associaties die door de werkgroep zijn aangetroffen op de raai en waarvan vegetatieopnamen zijn gemaakt.

Glanshaver-associatie (1)

AFB: Glanshaver-associatie.jpg

Een bloemrijke berm van de glanshaver-associatie. Gewone margriet en groot streepzaad in bloei.

Langs de IJssel ligt het  Lathumse Veerpad. We troffen daar langs en op de dijk de glanshaver-associatie aan. Dit is een vrij hoog opschietend, jaarlijks gehooid grasland op matig voedselrijke grond. Onder de karakteristieke grassen werden vooral glanshaver en rietzwenkgras aangetroffen. Onder de kruiden vielen margriet, glad walstro, groot streepzaad, gele morgenster, rode klaver en gewone rolklaver op. Deze associatie kent in Nederland een duidelijk optimum langs de grote rivieren. Op de Oost-Veluwezoom wordt dit vegetatietype dan ook vooral onderaan de stuwwal aangetroffen, waarbij de best ontwikkelde voorbeelden bij de Velperwaarden liggen. Daar komen ook de voor de associatie karakteristieke soorten grote bevernel en de zeldzame karwijvarkenskervel voor.

Associatie van Engels raaigras en grote weegbree (2)

AFB: Associatie van Engels raaigras en grote weegbree.jpg

Associatie van Engels raaigras en grote weegbree.

In de bebouwde kom van Rheden is gekeken naar laagblijvende grasland-vegetatie met een gazonachtige structuur. In de betreden en bereden, voedselrijke bermen langs paden en wegen alsmede randen van speelveldjes werd (vooral) de associatie van Engels raaigras en grote weegbree aangetroffen. Dit is een vegetatietype dat zeer sterk het cultuurlandschap volgt. Het behoort tot de zogenaamde tredvegetatie: die ontstaat uit soorten die groeien op plekken die regelmatig worden betreden of bereden. Door die mechanische belasting is de grond sterk verdicht en daardoor zeer zuurstofarm. De soorten die in deze associatie groeien, zoals Engels raaigras, gewoon varkensgras, grote weegbree, madeliefje en paardenbloemen zijn uitstekend aangepast aan alle voornoemde milieufactoren. Op de Oost-Veluwezoom is deze associatie zeker niet beperkt tot de bebouwde gebieden, maar komt ook voor  langs autowegen, fietspaden en boerenland.

Associatie van look-zonder-look en dolle kervel (3)

AFB: Associatie van look-zonder-look en dolle kervel.jpg

Ruige zoom van de associatie van look-zonder-look en dolle kervel, hier met uitbundige bloei van dolle kervel.

Aan de Schietbergseweg is zoomvegetatie onderzocht. Deze behoort tot de associatie van look-zonder-look en dolle kervel. Denk aan een bloemrijke ruigte die als een lint in het Oost-Veluwezoomse landschap voorkomt aan randen van bossen en in lanen. We zien vooral hoog opschietende soorten met witte bloemen, zoals dolle kervel, fluitenkruid en look-zonder-look. Planten die gek zijn op stikstof. Ook grote brandnetel, hondsdraf en dagkoekoeksbloem komen hier veel voor. Het vegetatietype ontstaat veelal op plekken waar zich plaatselijk extra voeding ophoopt, zoals door bladstrooisel. Bij een teveel aan voedingsstoffen blijven alleen brandnetel en fluitenkruid over. We zien dit bij ons vooral op plekken waar tuinafval wordt gestort of nabij zwaar bemeste landbouwgrond.

Berken-eikenbos-associatie (4)

AFB: Berken-eikenbos.jpeg

Boven Heuven hebben we een klein stuk bos opgenomen. Het betreft het berken-eikenbos. Het is een natuurlijk bostype dat de meest voedselarme en meest zure plekken op de stuwwal inneemt. In de boomlaag zien we vooral ruwe berk en zomereik, met een enkele grove den en wintereik. In de kruidlaag valt op dat de dwergstruik blauwe bosbes domineert. Deze dwergstruik duidt op relatieve ouderdom van het bos: er heeft zich een dikke, ruwe strooisellaag kunnen ontwikkelen omdat deze door de voedselarmoede en zuurgraad niet snel verteert. In de moslaag werd vooral heideklauwtjesmos, gewoon gaffeltandmos en fraai haarmos aangetroffen.

Associatie van gaspeldoorn en sporkehout  (5)

AFB: Associatie van gaspeldoorn en sporkehout.jpg

Struweel van de associatie van gaspeldoorn en sporkehout..

Het zeldzaamste vegetatietype dat op de raai is onderzocht is de associatie van gaspeldoorn en sporkehout. Dit is een in Nederland zeldzaam pionierstruweel dat bij ons één van haar bolwerken in Nederland kent. Het komt vooral voor op lemige, matig voedselarme, vaak hellende en op het zuiden gerichte terreinen, waar vocht wordt vastgehouden of zelfs naar de oppervlakte treedt. De opvallende gaspeldoorn domineert de prikkelige struiklaag van dit vegetatietype, waarin zo af en toe ook gewone brem en sporkehout voorkomt. Verder is de kruidlaag min of meer gesloten. De grassen pijpenstrootje en bochtige smele treden er op de voorgrond. In de moslaag werd vooral heideklauwtjesmos, gewoon bronsmos en groot laddermos veel aangetroffen.

Associatie van struikhei en stekelbrem (6)

AFB: Associatie struikhei en stekelbrem.jpg

Dwergstruweel van de associatie van struikhei en stekelbrem.

Misschien wel één van de meest beeldbepalende en tot de verbeelding sprekende vegetatietypen van ons IVN-gebied is de associatie van struikhei en stekelbrem. Onder de halfnatuurlijke vegetatietypen bezet het de meest voedselarme, droge en zure standplaats op onze reis door de gradiënt. De associatie is een dwergstruweel, in de volksmond vaak een ‘heide’ genoemd. De paarsroze-bloeiende dwergstruik struikhei domineert de vegetatie. De andere naamgevende dwergstruik, stekelbrem, is op veel plaatsen verdwenen, vaak doordat het van nature al zure milieu te sterk is verzuurd.

 

Tekst: Werkgroep Vegetatie

Beeld: Wikimedia Commons, Werkgroep Vegetatie

Ontdek meer over

Deel deze pagina