Kronkelende beek door herfstbos met een bladerige oever en mosgroene boomstammen. Bloemen en planten

Beekbegeleidend bos en Sprengen: Beekhuizen, Rozendaal

Dit  type levensgemeenschap is weer anders van karakter dan  de Broeklanden en het agrarisch gebied dat we eerder beschreven[1]. Ons gebied kent enkele gegraven beken die het hele jaar door gevoed worden met grondwater uit de hoogste delen van de stuwwal aan de Oostelijke Veluwezoom. De omgeving van Beekhuizen kenmerkt zich door veel verval in hoogte en zwaar bos in de directe omgeving. De bodem bestaat uit zand (hoger gelegen delen) tot löss. Een veenpakket ontbreekt hier vrijwel geheel, al vindt er in de moerasbosjes in de sprenggebieden halverwege de loop wel veenvorming plaats. We volgen de beek tot de Ossendaalselaan, waar ze het bos verlaat.

Het landschap van de Rozendaalse beek is meer open en parkachtig. Er zijn bij beide beken sierelementen zoals vijvers en watervallen gemaakt en in stand gehouden. De hoogteverschillen geven aanleiding tot stromend grondwater. Dat geeft weer andere milieuvoorwaarden voor de begroeiing dan het bijna stilstaande grondwater van Middachten en de broekvelden. We volgen deze beek tot aan de waterval bij Rozendaal. Deze levensgemeenschap is bijzonder rijk aan vogelsoorten, zoals we dadelijk zullen zien. We vergeven de landgoedbeheerder hier bij uitzondering maar even de toegansprijs voor het park.

Het waren de gewone mensen van Velp en Rozendaal die al voor het einde van de middeleeuwen elk een eigen beek onderhielden, zodat zij er watermolens aan konden vestigen. Aan de oorsprong van de beek werd door vergraving de spreng of bron open gelegd, zodat de wateraanvoer, nog steeds, het hele jaar door stabiel is. De landgoedeigenaren van resp. Biljoen (Beekhuizen, fam. Van Spaen) en Rozendaal (Rozendaalse beek, families van Dordt en van Arnhem) droegen  fors bij aan vergroting van de sprengenstelsels en verfraaiden het beloop met vijvers en watervallen.

Ondertussen is in de afgelopen twee eeuwen een hoog opgaand bos ontwikkeld. Vele soorten treffen we aan, maar de beuk is hier echt thuis. Dat maakt dat het bos altijd wat schemerig is, afgewisseld met lichte open plekken. Op die plekken zien we dat allerlei soorten hun kans grijpen en tot ontwikkeling kunnen komen. Daar waar destijds actief aan bosbouw is gedaan treffen we oude, dikke grove dennen aan. Ook de douglas (spreek uit “doeglas”) doet het hier prima en verjongt uit zichzelf. Van de fijnspar treffen we hier groepjes hoge, forse exemplaren aan. Het loont de moeite om eens te zien of je in zo’n stuk bos de hand van de beheerder herkent. Een “rijtjesbos” herkent iedereen wel, maar kijk eens naar wat je opvalt in de wat meer afwisselende stukken.

Verspreidbladig goudveil, Beekhuizen

Om naar uit te kijken.

In Beekhuizen komen we Verspreidbladig Goudveil tegen, en op een enkele plaats uitbundig ook! Er is hier sprake van kalkrijke kwel. We zagen dit eerder bij de Middachter broekbossen, het Faisantenbos. De ondergroei in deze (beuken-) bossen is echter heel anders van karakter, ook al omdat de grondwater-stand hier veel lager is. Er is hier (mede daardoor!) ook geen duidelijk pakket veen in de bodem. Omdat na half april veel loofbomen in blad staan mogen we hier vroege bloeiers verwachten, die gebruik maken van het voorjaarslicht dat dan nog vrij spel heeft. Bosanemoon bijvoorbeeld. Kijk ook uit naar de fijne plantjes van Dalkruid en Lelietje der Dalen. Verder komen we in onze gebieden wel Longkruid en Gele Dovenetel tegen.

Vochtige hooilanden

Zeer bijzonder, en eigenlijk een levensgemeenschap op zich, zijn de hooilandjes langs de Rozendaalse beek bij de Bedriegertjesvijver. Het grondwater is hier steeds actief  in beweging naar de lager gelegen vijvers. In de directe omgeving ontbreekt daar zwaar opgaand bos, zodat er geen pakket dode bladeren op de bodem is te vinden. De grond heeft op die plaatsen wel kenmerken van veen en de beheerder heeft sinds jaren een maaibeheer ingezet dat moest leiden naar bloemrijke hooilanden. Je zou kunnen tegenwerpen dat dit gebied “dus geen natuur” is. Maar vrijwel alle “natuur” in Nederland  is ontstaan door mensen-handen… Het resultaat van dat beheer mag er zijn! Orchideeënrijke  hooilanden, een rijke bron voor insecten, met name bijen- en vlindersoorten. Qua vegetatie treffen we het verder met Stijve Ogentroost en Kale Jonker en een handvol orchideeënsoorten als de kroon op het werk van de beheerder. Gevlekte Orchis, Brede Wespenorchis, Moeraswespenorchis en Rietorchis, aangevuld met een scala aan grassoorten.

Let ook op velddieren als spitsmuis, mol en veldmuis.

Het nabije kasteel biedt onderdak aan  de dwergvleermuis. Velen van ons kennen die al van mooie zomeravonden in de eigen achtertuin. Het is onze meest algemene soort, die zich thuis voelt in de dorpen. Verder voor de doorgewinterde liefhebber komen hier ook nog de rosse vleermuis, de laatvlieger en de watervleermuis voor.

Vogels in de beekdalen

Wie zich wil gaan bezighouden met vogels doet er goed aan deze levensgemeenschap als startpunt te kiezen. Door de mix van water, bos en overgangszones zijn er overal gradiënten waar vogels zich graag ophouden. Behalve de fitis en tjiftaf kom je hier de tuinfluiter, matkop en zwartkop volop tegen. Boomklevers en boomkruipers, de grote bonte specht en een groene specht, langs de winterse randen de staartmees in groepjes, zacht fluisterend over het fantastische beekje dat daar loopt. Uiteraard de vinken, koolmezen en pimpelmezen. Maar ook de wat minder vaak geziene soorten als de appelvink en goudvink met zijn weinig opvallende zang maar des te meer opvallende kleuren. In de winter treffen we kruisbek, groenling en keep langs de bosranden en overgangen naar open terrein, op zoek naar zaden. Tot de meer bijzondere verschijningen behoren inmiddels de zwarte specht, de bonte vliegenvanger en de grote gele kwikstaart. Deze laatste heeft een witte vlek op de stuit en vliegt met een soort huppelende vlucht. In een deemsterig bos is dan de vergelijking met een dwaallichtje snel is gemaakt. De ijsvogel mag niet onvermeld blijven. Dit pronkjuweel, waarvoor de Engelsen zelfs een eigen kleurnaam hebben gereserveerd (“Kingfisher blue”), beweegt zich met een zeer wendbare vlucht langs de beekranden van nest naar voedselplaats en terug. De witte uitwerpselen op de rhododendrons langs de vijverranden verraden de vaste visstekjes van deze soort. Tot slot vermelden we een vogeltje dat ons in elk jaargetijde vrolijk kan maken. Hij komt nergens zo tot zijn recht als in het bos rond onze beken. De kleinste maar luidruchtigste zanger, de winterkoning.

 

Bloemrijk grasland langs de Rozendaalse beek. Park Rozendaal.

 

Ontdek meer over

Deel deze pagina