Insecten en bodemdieren
2025 11 Flubberpinkywespjes, Ton Zijp
Ik heb een database opgebouwd. Daar ben ik inmiddels al zo’n tien jaar mee bezig.
Allemaal artikelen uit natuurtijdschriften, citaten uit boeken ook, soms wijsheid verkregen van deskundigen met betrekking tot mijn onderwerp, over van alles waar organismen een relatie, profiterend of in zekere zin liefdevol leven van, met, in bomen.
Een uit de hand gelopen hobby, want ik ben er dag in, dag uit mee bezig. De biodiversiteit van het leven is namelijk zo groot, dat het somtijds niet te behapstukken valt. Zelfs niet als een mens zich laat beperken tot een relatie van de één met de andere levensvorm. Zelfs niet als ik het zou beperken tot Amstelveen.
Dus niet alleen in boeken en tijdschriften, online wetenswaardigheden (Wikipedia is onontbeerlijk), maar ook in de onmogelijkheid om niet om me heen te kijken. De WieZitWaar, WieDoetWaar, en WatKomtDaarvanDan.
De combinatie en verwondering ervan.
Hoe komt de ontmoeting tussen de verschillende organismen tot uitdrukking zodat je dat kan opmerken?
Plus: welke vragen gaan daarna rondcirkelen in mijn hoofd? Waarom heeft het ene beest een relatie met een boom, is die daarop te vinden of wat heeft de plant onderaan bij de wortels daarmee te maken? Of anders een paddenstoel slurpend aan de boomwortels wellicht?
Ik zal het gemakshalve maar niet over chemische stofuitwisseling hebben. Want een galwespje, hoe klein ook, op jacht naar een slachtoffer om haar kind een voedzame opgroeiplaats te bezorgen is daar zwaar van afhankelijk. En waar iets van iets anders afhankelijk is, daar is de wetenschap nog lang niet klaar mee.
Maar bij dat fenomeen galwespje, plus nog wat andere wespjes, ben ik blijven steken. Nou ja, wellicht een groot woord.
Ik bedoel eigenlijk: er bestaat zo’n grote diversiteit in al dat pietepeuterige
‘wesperigheiddom’, die van het steken en bulten veroorzaken sla ik over, maar vooral van waar zij profiteren van andere wezens (naast bomen), meestal andere insecten, nog vaker: andere minuscule wespjes, nog net iets groter dan zijzelf.
Dat is zo’n grote wereld in een bijna onvoorstelbare veelvuldigheid, dat men zich tegenwoordig beseft dat al dat petieterigheid nog lang niet geheel ontdekt is.
Dus tuur ik naar blaadjes aan bomen. Ook naar wat daar op kruipt. Ook al heb ik met dat laatste een geringe kans iets te ontdekken. Ze zijn zo weer verdwenen.
Bovendien werken mijn ogen niet mee. Ik kan al die artikelen en boeken lezen, maar om steeds weer in het Amsterdamse Bos de leesbril op te zetten (als dat al voldoende zou kunnen zijn om te ontwaren). Dan kan je beter een microscoop gebruiken. Ze zijn domweg te klein.
Maar onmetelijk interessant als je goede ogen of vergrootglas hebt en ze glashelder zichzelf vertonen. Waarbij me dan honderden vragen te binnen schieten die ik ze zou willen stellen, maar ontbeer hun taal en zij de juiste oren.
Ton Zijp
Natuurgids IVN Amstelveen
Het is verboden deze column te dupliceren of te gebruiken zonder uitdrukkelijke toestemming van de schrijver/fotograaf/tekenaar.