2015 09 Sporende planten, Aleid Offerhaus
Vogels trekken om dezelfde redenen als mensen.
Veiligheid en voedsel: op zoek naar de zekerheid dat je het hele jaar door genoeg te eten hebt en dat je je kinderen op zijn minst een beschermde jeugd kan geven. Zo simpel is het: voor vogels én voor mensen.
Wat mensen soms niet beseffen is dat planten óók trekken. Ook planten gaan op zoek naar omstandigheden waaronder ze het best gedijen (en neem het ze ‘s kwalijk).
Naast de 13.000 soorten, die volgens de laatste berichten ook aan de wandel zijn gegaan, vind ik het verhaal van het Bezemkruiskruid het leukste.
Een beetje treinreiziger weet allang waar ik het over heb. De laatste tien jaar zijn de spoorbanen feestelijk omzoomd met vrolijk uitziende, gele asterachtige bloemen. Wie denk dat ze daar door de NS geplant zijn, heeft het mis.
Het gaat om het Bezemkruiskruid, een soort die nauw verwant is aan ons – inheemse – Jakobskruiskruid, dat rond de naamdag van de gelijknamige heilige (25 juli) bloeit en de waardplant is van – hoe kan het ook anders – de Sint-Jakobsvlinder. Waardplant wil overigens zoiets zeggen als verloskamer, kraamkamer, kinderopvang en gaarkeuken ineen: een levenloopbestendige plant zullen we maar zeggen.
Bezemkruiskruid komt voor in zuidelijk Afrika en is aan het einde van de negentiende eeuw aan zijn reis over de wereld begonnen. Innig verstrengeld met de van nature vettige schapenwol die op grote schaal uit Zuid-Afrika geëxporteerd werd, kwamen de pluizige zaadjes van het Bezemkruiskruid in Europa terecht, in eerste instantie in de buurt van de fabrieken, die die wol verwerkten. Vanaf dat moment begon voor het Bezemkruiskruid het grote zoeken naar plekjes, die qua comfort een beetje deden denken aan de rotsige, warme omgeving van zijn Afrikaanse thuisland.
Je moet daarbij bedenken dat bij deze verhuizing meer kwam kijken dan alleen een verandering in temperatuur of verschil in daglengte. Zuidelijk Afrika ligt op het zuidelijk halfrond en als daar de zomer begint, valt hier de winter in. Zeker voor een plant vergt dat enig aanpassing.
Het heeft even geduurd, maar vanaf het midden van de twintigste eeuw nam de verspreiding van het Bezemkruiskruid een ‘vogelvlucht’. Rond die tijd ontdekte de plant namelijk dat hij zich het prettigst voelde in de stenige, relatief warme, nabijheid van spoorbanen.
Kleverig geworden door de alomtegenwoordige machine-olie verplaatsten de pluizige zaadjes zich nu vanuit stations, remises en emplacementen door heel Europa heen. Oplettende treinreizigers kunnen de plant langzaam zien opschuiven richting Zuid-Europa. Het leuke van de plant is dat hij net wat later en langer bloeit dan de andere planten langs de kant van de baan, zodat we tot diep in november nog van zijn bloemenpracht kunnen genieten. Wil je hem in Amstelveen zien, dan moet je naar het enige station dat Amstelveen rijk is: station Amsterdam-Zuid.
Laten we hem alsjeblieft geen invasieve exoot noemen met alle nare bijklanken die die term heeft, maar liever een expansieve. Zelfs de Sint-Jakobsvlinder acht het niet beneden haar waardigheid om op deze plant haar nageslacht te deponeren.
Zo zijn er nog heel veel voorbeelden van planten die met of zonder ‘hulp’ van mensen zich ergens gevestigd hebben en ieder verhaal is weer even spannend.
En de vogels: die komen in een volgende column aan bod!
(met dank aan het artikel over de verspreiding van Bezemkruiskruid van professor dr W.H.O. Ernst in het blad van de KNBV 47(1))
Aleid Offerhaus
Natuurgids IVN Amstelveen
Het is verboden deze column te dupliceren of te gebruiken zonder uitdrukkelijke toestemming van de schrijver/fotograaf/tekena(a)res.