2014 08 Blauwe reiger, Henk Breij
Op een warme zomeravond loop ik na het acht-uur journaal vanuit mijn huis in Bovenkerk naar de Kippenbrug. Via deze brug konden gelovigen vroeger vanuit de Schinkelpolder de Urbanuskerk bereiken, zonder helemaal om de Kleine Poel te hoeven lopen. Vόόr de bouw van de Kippenbrug voer er op zondagochtend zelfs een kerkboot ten gerieve van de kerkgangers. Van oudsher was het een smal wit bruggetje, maar tegenwoordig ligt er een mooie robuuste brug. Altijd als ik het Bos in ga of eruit kom blijf ik even op de brug staan kijken, zomaar om te genieten van de schoonheid om me heen. Als ik met mijn rug naar het gemeentehuis sta, zingt rechts voor me in het riet een Kleine Karekiet. De rietgors, die in hetzelfde rietkraagje broedt is inmiddels uitgezongen, de jongen zijn al uitgevlogen. Op een van de vier palen, die de brug ondersteunen komt een boerenzwaluw even uitrusten, na een dag lang zwoegen om zijn jongen te voeden. De vogel laat zich tot op enkele meters benaderen, ze zijn gewend aan mensen.
Vlak onder de brug zit een meerkoetenpuber nog steeds om eten te jengelen, een van ouders stopt het een stukje van het een of ander toe. Een eindje verderop zie ik een fuut onderduiken. Ik ben hem een tijdje kwijt, maar plotseling duikt hij weer op , vlak naast het meerkoetenjong, dat zich een ongeluk schrikt. Zie ik het nou goed of niet, de fuut lijkt een sardonisch trekje rond de puntige snavel te hebben. Meerkoeten zijn zeker in het voorjaar en de zomer bijzonder agressief tegen alles en iedereen die bij ze in de buurt komen, maar ik heb al een paar keer gezien dat de koeten een heilig ontzag hebben voor de puntige snavel van de fuut. Enkele visdieven komen krijsend overvliegen, één duikt in het water om er met een klein visje in de snavel weer uit te komen. Tijd om naar huis te gaan. Als ik de brug weer afloop en richting Urbanuskerk wandel, zie ik boven in een dode boom een reiger staan. Het dier poetst zich wat en ik loop tot vlak onder de boom. Oppassen, want als kind heb ik een keer een reigerflats op mijn hoofd gekregen en ik kan me de stank, na al die jaren, nog goed voor de geest halen.
Als de reiger zich met een van zijn poten op zijn kop krabt, sla ik als fotograaf mijn slag. Ik wandel, net als de kerkgangers vroeger, over het zwarte pad richting Legmeerdijk. Thuis aangekomen haal ik foto snel binnen en zie tot mijn verwondering voor het eerst van mijn leven een reigeroor.
Henk Breij
Natuurgids IVN Amstelveen
Het is verboden deze column te dupliceren of te gebruiken zonder uitdrukkelijke toestemming van de schrijver/fotograaf/tekena(a)res.