Hand houdt jong vogeltje vast op open grasveld met bomen in de verte onder een blauwe lucht. Vogels

Terugblik lezing Wulp – Henk Jan Ottens

Aa en Hunze 30 december 2024

12 december 2024

Henk Jan werkt voor het Kenniscentrum akkervogels. Het kenniscentrum is voort gekomen uit de werkgroep Kiekendief. Hij doet onderzoek naar diverse soorten, maar beperkt zich nu tot de wulp.

De wulp behoort tot de akkervogels en is herkenbaar aan zijn licht bruine verenkleed en vrijwel witte ondervleugels, hoge poten en vooral door zijn lange en naar beneden gerichte kromme snavel. In tegenstelling tot de grutto, wiens snavel rechtuit wijst. Ezelsbruggetje: snavel van de wulp wijst naar de gulp.

In het voorjaar heeft hij een prachtige baltszang met aanzwellende fluittonen en lang aangehouden trillers. Hij laat dit horen tijdens een baltsvlucht, waarbij hij na een kort boogje met snelle vleugelslagen uitzweeft op stilgehouden vleugels.

Henk Jan vertelt over de spreiding van de wulp in Europa, Nederland en Drenthe. De meeste wulpen komen in de zomer voor in Noordwest Europa met een grote concentratie in Finland. In ons land komt de wulp voor op de hogere zandgronden (maar niet in de duinen en Veluwe) en in Drenthe in de vele beekdalen en het veenkoloniale gebied. De wulp komt niet voor in de rijk beboste gebieden als de Hondsrug en ook nog maar weinig in heidegebieden.

Voor de winter trekken de wulpen in grote getale naar het zuidwesten, maar niet allemaal over dezelfde afstanden. Dan zijn het vooral de kustgebieden op de Britse eilanden, Ierland en de kusten van Frankrijk, Spanje en Portugal waar de wulp overwintert. Opvallend is, dat de wulp broedt in zoetwatergebieden (beken, sloten) en overwinterd bij zout water. Zijn lijf moet zich daarop aanpassen.

In de duingebieden van Zeeland en Zuid- en Noord Holland komt de Wulp niet voor, maar wel op de Wadden eilanden. Op de hogere zandgronden is Staphorst een hotspot. In Drenthe vind je concentraties rond Dwingeloo, Coevorden en in het veenkoloniale gebied bij de Dreef, een gekanaliseerd beekje van Exloo richting Musselkanaal. Hier komen 7-9 nesten voor op 100 hectare (1 vierkante km).

De wulp is erg op zich zelf, maar – zo blijkt bij het ringen – een rustige en lieve vogel. De man is iets kleiner en heeft een iets kortere snavel dan de vrouw.

De oorspronkelijke habitat is de heide, maar daar komt de wulp steeds minder voor. Hij bezoekt de heidegebieden wel, maar de nesten worden vooral op akkerland gemaakt, die aansluiten op weidepercelen. De sterfte van kuikens op heidegebieden zijn groter dan op akkerland, waarschijnlijk als gevolg van gebrek aan voedsel. Dat is niet vreemd, want bekend is dat de afname van insecten op heide enorm is. Op goed bemest akkerland zijn dan wel minder soorten insecten, maar de soorten die er zijn, zijn in grote getale aanwezig.

Het nest van de wulp stelt weinig voor. Tijdens het leggen van de – meestal drie tot vier – eieren ontstaat een kale plek met een lichte kuilvorm. Het leggen en broeden begint eind maart en gaat door tot begin mei, want een tweede of derde legsel komen voor. Dan zijn er wel minder eieren per nest. Het broeden door vrouw en man duurt ongeveer 33 dagen.

Tot zo’n vijftig jaar geleden werd er op zijn vroegst in juni gemaaid en gehooid. Door het verlagen van de waterstand zijn de percelen steeds eerder te berijden. De eerste maaibeurt vindt al begin mei plaats. Door deze moderne agrarische bedrijfsvoering wordt de wulp ernstig bedreigd in zijn voortplanting. De jongen kunnen niet meer in rust opgroeien en bescherming van de nesten is daarom vereist.

De bescherming van de nesten kan het best door het opstellen van een raster van circa 10 x 10 meter. Eigenlijk is er maar twee weken tijd om de nesten te vinden. Een beschermd nest geeft drie keer meer de kans op een legsel. Soms is het moeilijk om een nest te vinden in het hoge gewas. Dan biedt de drone met warmtecamera uitkomst. In de vroege ochtend, als de buitenlucht relatief koud is, kan het nest gedetecteerd worden. Het is dan aan de vrijwilligers om het nest te markeren, zodat het later voor het tellen van de eieren makkelijk is terug te vinden. Maar ook kan de boer de locatie makkelijk herkennen.

De vogel kan wel tot dertig jaar oud worden, maar dat is uitzonderlijk. Veel vogels sterven als kuiken in de eerste twee weken. Na vijf weken vliegen de vogels op eigen kracht de weide wereld in. Het uitvliegsucces is 17%, maar moet eigenlijk 28% zijn om de soort op hetzelfde niveau te houden. Belangrijk zijn het aanbod van voedsel en de mogelijkheid tot dekking. Sterfte komt voor bij gebrek aan deze twee voorwaarden, maar ook door verdrinking en predatie. Dat kan door vos, marter, maar ook door grotere vogels als meeuw en kraai. Onderzoekers denken nu vooral na over de overlevingsmogelijkheden in de eerste twee weken.

De eerste twee weken verblijft het kuiken nog op de akker, daarna gaat het langzaam via slootranden en grasland naar de uiteindelijk graslandlocatie, die het meest aan de voorwaarden voldoet. Dus veel voedsel en een goede dekking. Het wijfje is dan al richting het overwinteringsgebied, het mannetje blijft bij de jonge vogels tot dat ze vliegen. Mogelijk dat het mannetje samen met de laatste jonge vogel naar de overwinteringsplek vliegt.

Al deze wetenswaardigheden zijn ontstaan door jarenlang onderzoek. Ringen en zenderen zijn daar onderdeel van. Maar ook het opzoeken van nesten, het tellen van eieren en het beschermen van de nesten zijn hier onderdeel van.

Er is ook onderzocht hoe het werkt als je een gebied van 15 ha afrastert om één veilig broedgebied te maken. Daarbinnen worden stroken (bijvoorbeeld langs de sloten) niet gemaaid. Dit experiment levert 2 keer 2 nesten op.

Van drie vogels is meerjarig hun tocht naar het overwinteringsgebied gevolgd. De één gaat naar Oostende, de tweede naar Normandië en de derde naar Wales.

Om de soort in stand te houden worden in het buitenland ook eieren uit nesten gehaald en machinaal uitgebroed. De vliegklare vogels worden in het veld weer uitgezet. Zover willen de beschermers in Nederland nog niet gaan.

Kortom, een lezing met vele wetenswaardigheden gebaseerd op langjarig onderzoek. Henk Jan Ottens besluit zijn verhaal met een oproep om vooral mee te doen aan het opsporen en beschermen van de nesten. Daar sluit ik mij helemaal bij aan.

Meld je dus aan bij info@ivnaaenhunze.nl en doe volgend voorjaar 2025 mee!

Charles Houx

Ontdek meer over

Deel deze pagina