Ode aan de regenworm

Ode aan de regenworm

Wist u dat het onder de grond drukker is dan in de drukste winkelstraat? Biologen hebben ooit een stukje wilde tuin heel precies uitgezocht. Een stukje van niet meer dan een meter lang en een meter breed. Ze zochten niet dieper dan tien centimeter. En wat kwam daar allemaal uit tevoorschijn? Tachtig regenwormen, zeshonderd insecten, duizendpoten en miljoenpoten, vijftigduizend springstaarten en honderdduizend mijten. En dan tellen we niet eens het miljoen aaltjes mee, omdat je die met het blote oog niet kunt zien. Van al deze bodembewoners is de regenworm, of zoals ze bij ons zeggen, de “pier “ ongetwijfeld het bekendst.

Als de aarde trilt, ontstaat paniek in de regenwormenwereld, want trillen betekent gevaar. Dan is de mol, hun grootste vijand, in de buurt.

Of het is een merel die met trappelende pootjes de nadering van een mol imiteert. Dan probeert zo’n worm zich uit de voeten te maken door zich pijlsnel boven de grond te werken. Daar is hij veilig voor de mol, maar op de merel heeft hij niet gerekend. Wie dit zelf ooit heeft gezien, zal weten dat een regenworm zich niet zomaar gewonnen geeft. Zodra er een stukje regenworm boven de grond komt, grijpt de merel dat met zijn stevige snavel vast.  Gevolgd door een partijtje “touwtrekken“. De regenworm zet zich met het achterste deel van zijn lijf schrap in zijn ondergrondse gang. Soms wint de merel , soms de regenworm.

Om te begrijpen hoe zo’n gladde worm zich zo goed vast kan houden, moeten we hem wat beter bekijken. Zijn hele lijf bestaat uit ringetjes die met borstelharen zijn bezet. Die haren heeft een regenworm hard nodig om vooruit te komen. Wie dat eens met eigen ogen wil zien, moet maar eens een regenworm op een stuk papier leggen. Dan hoor je de borstelharen op het papier ritselen. Met diezelfde haren zet een regenworm zich schrap in zijn ondergrondse gang als een merel hem probeert te verschalken. 

Regenwormen zijn op en top afvalopruimers. Ze graven en kruipen dag en nacht door de aarde. Zo maken ze die los, brengen er lucht in en  woelen haar om. Dat is bijzonder nuttig voor de planten en andere bodemdiertjes. Overigens moeten we niet  denken dat regenwormen alle bladrestjes netjes uit de grond halen en opeten. Zo moeilijk maken ze het zichzelf  niet. Ze werken doodleuk elke dag een flinke hoeveelheid grond naar binnen. Net zoveel als hun eigen lichaamsgewicht. Uit het plantenafval in die grond halen ze hun voedsel. De rest poepen ze weer uit. Die rest heet humus, een toverwoord voor tuinliefhebbers en perfect voedsel voor planten. We mogen dan ook gerust stellen dat regenwormen een ode verdienen.

Tekst: Maarten de Jongh

Welk dier verdient volgens jou een ode? Laat het ons weten en wij gaan op zoek naar de interessante feiten over dit dier. Mail naar mensennatuur@ivn.nl.

Deel deze pagina