Vogelatlas
Op 24 november 2018 was het dan zover ! De vogelatlas van Nederland is uit en kost 60 euro. Een inkijkexemplaar is in te zien op de website www.vogelatlas.nl
Na ca. 15 jaar vond SOVON het weer tijd worden voor een nieuwe vogelatlas, met een landsdekkend beeld van de stand van zowel winter- als broedvogels. Hiertoe is heel Nederland opgesplitst in atlasblokken van 5 x 5 km, die gedurende de periode 2012-2015 grotendeels zijn geïnventariseerd. In 2016 heeft een selecte groep de laatste blokken nog geteld.
Vogelwerkgroep Vries heeft de tellingen verricht voor atlasblok 12-23 (Donderen e.o.) en ook atlasblok 12-33 (Zeijen e.o.).
De overzichten met de eindschattingen (waarbij de vogels zijn geplaatst in aantalsklassen) zijn te downloaden op deze pagina.
Resultaten wintertellingen blok 12-23 (Donderen e.o.):
De tellingen zijn verricht in de periode dec. 2012 – feb. 2013. Voor de totaalschattingen zijn ook aanvullende gegevens uit de 2 daaropvolgende winters gebruikt.
vogelatlas_blok_1223_winter_donderen_eo.pdf
Resultaten broedvogels atlasblok 12-23 (Donderen e.o.):
Dit atlasblok wordt globaal begrensd door Vries (ZO), sportvelden Yde-De Punt (NO), Bongeveen (NW) en heide Noordsche Veld (ZW).
De broedvogeltellingen zijn verricht in 2013.
Een volledig overzicht is hier te downloaden. In dit overzicht zijn ook aanvullende waarnemingen uit 2014 en 2015 verwerkt. Vergelijking met de vorige vogelatlas (1998-2000) geeft een aardig inzicht in de tendensen en dan blijkt er toch behoorlijk wat te veranderen in ca. 15 jaar.
vogelatlas_blok_1223_broedvogels_donderen_eo.pdf
Eén van de meest karakteristieke vogels in dit gebied is wel de Geelgors en dat komt goed tot uiting in de Vogelatlas. De Geelgors zit stabiel in klasse 101_250 broedpaar/territoria. In Drenthe zijn dergelijke dichtheden normaal, in tegenstelling tot het overgrote deel van de rest van Nederland. Nog wat karakteristieke vogels in dit gebied zijn Boompieper (101_250), Grasmus (101_250) en Gekraagde Roodstaart (51_100).
Tot de meest bijzondere waarnemingen reken ik o.a. Grauwe Klauwier, Keep, Boomvalk, Kleine Plevier, Zomertaling en Grote Gele Kwikstaart. De Raaf is ook reeds gesignaleerd, maar niet als broedvogel. Een opmerkelijke stijger is de Putter, deze gaat van klasse 4_10 naar 26_50. De Putter was in werkelijk alle aanwezige biotopen wel te vinden. Dit in tegenstelling tot de Kneu (26_50), die het moet hebben van enkele specifieke locaties en in intensief landbouwgebied volledig ontbreekt. Andere vogels die sinds de vorige atlas duidelijk in de plus zitten zijn: Roodborsttapuit, Appelvink, Bonte Vliegenvanger, Boomklever, Huiszwaluw, Dodaars, Kuifeend, Krakeend en talloze soorten ganzen.
Veel van deze tendensen blijken overeen te komen met de landelijke ontwikkelingen. En dat kan helaas ook gezegd worden van de negatieve tendensen. De meest dramatische dalers in het atlasblok zijn Wulp (van 26_100 naar 4_10), Grutto (van 11_25 naar 1_3) en Kokmeeuw (van 26_100 naar 1_3). Verder vind ik het opvallend dat Zwarte Mees en Kuifmees het in dit atlasblok matig tot slecht doen. De volgende soorten kwamen in de vorige atlas nog wel voor maar zijn in atlasblok 12-23 nu geheel verdwenen als broedvogel (tot het tegendeel is bewezen): Patrijs, Zomertortel, Vuurgoudhaan, Rietzanger.
Resultaten wintertellingen blok 12-33 (Zeijen e.o.):
In de periode dec. 2014 t/m feb. 2015 heb ik in atlasblok 12-33 (Zeijen e.o.) de wintervogels geteld. Voor de verplicht te schatten soorten heb ik totaalschattingen gemaakt, evenals voor diverse optionele soorten. Hierbij zijn ook waarnemingen van de 2 voorgaande winters betrokken en van externe bronnen, zoals www.waarneming.nl. De schattingen betreffen maximale aantallen van een soort op een bepaald moment in het atlasblok.
Atlasblok 12-33:
Het atlasblok meet 5 x 5 km en heeft het dorp Zeijen als centrum. Het blok wordt begrensd door Vries zuid (NO), bedrijventerrein Assen noord (ZO), Zeijerveld (ZW) en naaldbos t.n.v. Peest (NW). Het atlasblok heeft een sterk agrarisch karakter en dat heeft zijn weerslag op de vogels die hier voorkomen.
Agrarisch gebied:
De Toendrarietgans is zo’n vogel die in de winter veel op het Drentse land is te vinden. Dit is hier dan verreweg de talrijkste gans en hiermee wijkt Drenthe duidelijk af van de rest van Nederland. Het is dan ook geen verrassing dat de Toendrarietgans in de hoogste klasse zit (> 1000). Echter ook de Kolgans is in de hoogste klasse beland, dankzij grote groepen in de Zeijermaden (in de winter voorafgaand aan de telperiode). Verder is de Nijlgans hier talrijk (101_250). Grauwe, Canadese en Brandgans zitten hier in veel lagere aantallen.
Het grootste deel van het jaar bevinden zich in het atlasblok vrijwel geen zwanen. In de winter komt daar verandering in. Dan weten Wilde Zwanen uit het hoge noorden dit gebied te vinden (klasse 51_100). Kleine Zwaan en Knobbelzwaan worden hier ook in de winter slechts beperkt waargenomen (11_25).
Een soort die het hier erg goed doet is de Geelgors (251_500). Deze vogel maakt dankbaar gebruik van achtergebleven granen op o.a. de es t.w.v. Zeijen, evenals vele Vinken en Groenlingen (niet geteld). Verder kun je in het agrarisch gebied geregeld stuiten op rondtrekkende groepen Kramsvogels (501_1000), Koperwieken (101_250), Veldleeuweriken (51_100) en Holenduiven (51_100).
Overige landschapstypen:
In het atlasblok zit niet zo veel bos, maar er zijn wel veel houtwallen en kleine bosjes e.d. Talloze bosvogels blijken daar voldoende aan te hebben. Dat leidt tot redelijke aantallen van o.a. Grote Bonte Specht (51_100), Boomkruiper (101_250), Boomklever (26_50), Staartmees (101_250), Matkop (51_100), Goudhaan (51_100). Een typische wintervogel is de Sijs (101_250). Hoor je een groepje vrolijk twetterende vogels in elzenbomen, dan gaat het vaak om Sijsjes. De kleurrijke Putter (51_100) zit eveneens vaak in groepen, net als de Barmsijs (11_25). De Keep is een invasieve soort, waardoor aantallen in de winter sterk verschillen. Zo heb ik geen enkele Keep waargenomen in de telperiode. Echter dankzij de winter van 2012-2013 komt de Keep toch nog in klasse 101_250.
Ook bevinden er zich in het atlasblok diverse beken, plassen en vennen. Watervogels die er voorkomen zijn o.a. Wilde Eend (251_500), Smient (51_100), Wintertaling (26_50), Kuifeend (26_50), Aalscholver (11_25), Meerkoet (11_25), Waterhoen (11-25), Fuut (4_10), Dodaars (4_10), Krakeend (4_10). Slobeend en Tafeleend komen niet verder dan klasse 1_3. Verder kun je hier in de winter ook de Watersnip aantreffen (11_25) en de Houtsnip (4_10).
Leuke waarnemingen:
Tot de meer bijzondere waarnemingen reken ik (allen klasse 1_3): Casarca, Brilduiker, Grote Zaagbek, Blauwe Kiekendief, Goudplevier, Bokje (verwant aan Watersnip), IJsvogel, Zwarte Specht en Tjiftjaf. De laatste is in het voorjaar zeer algemeen, maar een waarneming in februari is bijzonder. In laag en nat Nederland zullen ze dergelijke aantallen Brilduiker, Grote Zaagbek en Goudplevier waarschijnlijk behoorlijk laag vinden, maar hier is het leuk.
Tegenvallende soorten:
De Grote Zilverreiger is sterk in opkomst in Nederland. Toch heb er in dit atlasblok slechts 1 geteld. De Fazant heb ik zelfs in het geheel niet waargenomen, laat staan de Patrijs. Dit betekent niet dat de Fazant hier niet voorkomt, maar het zegt wel iets over de aantallen. Van de Zwarte Mees heb ik slechts enkele waarnemingen. Het is wel duidelijk dat deze soort het hier slecht doet.
vogelatlas_blok_1233_winter_zeijen_eo.pdf
Resultaten broedvogels atlasblok 12-33 (Zeijen e.o.):
Dit atlasblok is in de periode maart t/m juli 2015 geïnventariseerd op broedvogels. Het veelal agrarische karakter van dit atlasblok is ook van invloed op de broedvogels. Verder bevatten de vrij recent aangelegde landgoederen een geheel eigen broedvogelpopulatie en dat geldt ook voor gebieden als Zeijerwiek en Zeijerstrubben.
Van de getelde soorten was de Grasmus met afstand de talrijkste (214 getelde territoria). Deze is in klasse 101_250 beland en dat geldt ook voor Huiszwaluw, Boompieper, Tuinfluiter, Fitis en Geelgors.
Gele Kwikstaart en Kneu doen het goed in dit atlasblok (beide 51_100). Ook soorten als Kuifeend (26_50), Kwartel (11_25), Grote Bonte Specht (51_100), Roodborsttapuit (26_50), Bosrietzanger (11_25), Staartmees (26_50) en Appelvink (11_25) vallen me niet tegen. Van de uilen is de Kerkuil de talrijkste (4_10), de overige zitten in klasse 1_3.
Tot de meer bijzondere waarnemingen reken ik o.a. Zomertaling, Patrijs, Kleine Plevier, IJsvogel, Zwarte Specht, Blauwborst, Wielewaal en Grauwe Klauwier (allen klasse 1_3). Of ze hier ook allemaal daadwerkelijk gebroed hebben is de vraag. De IJsvogel in ieder geval wel.
En dan is het opvallend dat talloze vogels gewoon ontbreken (voor zover ik weet). Het gaat hierbij om o.a.: Krakeend, Wintertaling, Slobeend, Sperwer, Boomvalk, Watersnip, Houtsnip, Tureluur, Kokmeeuw, Zomertortel, Paapje, Rietzanger, Fluiter, Vuurgoudhaan, Kuifmees, Roek.
Verder zijn soorten als Grutto, Zwarte Mees en Kleine Bonte Specht wel waargenomen, maar marginaal aanwezig. De vraag is of deze hier wel echt gebroed hebben.
vogelatlas_blok_1233_broedvogels_zeijen_eo.pdf
Anne Hielke v.d. Meulen