Oeverzwaluwen in Bunschoten hebben het moeilijk

De IVN Natuurwerkgroep Bunschoten houdt zich onder andere bezig met de Vebowand langs de Rengerswetering. Een kunstmatige oeverzwaluwenwand van 140 meter lengte. Aan deze wand zijn dit jaar beduidend minder Oeverzwaluwen tot broeden gekomen. Hoe kan dit zo komen?

Normaliter arriveren de Oeverzwaluwen in het voorjaar aan de Vebowand eind maart. Later in het seizoen komen er dan nog Oeverzwaluwen van andere broedwanden bij waarvan het legsel is mislukt. Dit jaar loopt het anders.

Door zandstormen in de Sahara in februari-maart en het bijzonder natte en koude weer in Portugal en Spanje in maart en april van dit jaar konden de vogelsniet genoeg voedsel vinden om de tocht naar Nederland eind maart te maken. De eerste Oeverzwaluwen arriveerden pas half april in Bunschoten. Daar was het koud en nat en dat bleef nog even zo. Aan insecten viel er niet veel te beleven met dit weer. Voor de vogels redenen om het nestelen nog maar even uit te stellen. Dat deden ze later in mei toen het weer gunstiger werd. Een deel van de Oeverzwaluwen was toen al uitgeweken naar betere streken, zoals blijkt uit contact met een oeverzwaluwenbeschermer in München, die verrassend veel Nederlandse Oeverzwaluwen in zijn wand heeft zitten. Hij kan bij de geringde vogels de ringen aflezen en dan zien waar ze vandaan komen. Hij wist ook te vertellen dat er Nederlandse Oeverzwaluwen in Tsjechië waren gearriveerd.

Aan de Vebowand begonnen half mei ongeveer 190 paartjes Oeverzwaluwen met een nestgang te maken en er kwamen er 165 paartjes tot broeden. De ontbrekende 25 paartjes lieten er het bij zitten, geen toekomst voor hun jongen. Te weinig voer. Later, eind juni, waren er 208 broedende paartjes.In 2017 waren er dat nog 395 paartjes aan de Vebowand in dezelfde tijd van het jaar.

Toen de eerste jonge vogels aan het begin van de nestgang verschenen bleek dat er slechts 3 tot 4 jongen waren, terwijl eerdere jaren dat altijd 5 jongen waren bij het eerste legsel. Waardoor deze achteruitgang? Door langer vanaf een kijkwand naar de oeverzwaluwenwand te kijken en de tijd op te nemen die er verstrijkt tussen de voedselbeurten, bleek dat deze verdubbeld was ten opzichte van een tiental jaren geleden. Toen werden de jongen gemiddeld elke 5 tot 6 minuten gevoerd, de hele dag lang. Nu was dat pas na 11 tot 12 minuten! De ouder-vogels hadden dus de dubbele tijd nodig om 30 tot 35 vliegende insecten te verzamelen en naar de jongen te brengen. Het bestand van vliegende insecten was dus enorm achteruitgelopen in vergelijking met een tiental jaren geleden. Uit Duitse metingen blijkt dat wel 75-80% achteruitgang te zijn. Daardoor hebben de insectenetende vogels het moeilijk. Er zijn te weinig insecten, in vergelijking met enkele jaren geleden.

Op het moment van schrijven, 12 juni 2018, zijn er toch een aantal oeverzwaluwenpaartjes begonnen met een tweede leg. Nu is het afwachten hoeveel jongen er deze keer in de nestuitgangen gaan zitten om te worden gevoerd door de oudervogels.

■ Wim Smeets, wsmeets.foto@gmail.com, 033-2983147, 06-20973752.