Weelderig Waverhoek

Op een mooie voorjaarsavond `doen` we weer een rondje Waverhoek. Gewoontedieren die we zijn, slaan we na het hekje rechtsaf. Bij de plas aangekomen zien we lepelaars: klaar met het grootbrengen van het nageslacht drommen ze weer in een grote groep samen. Sommige hebben een oranje-roze snavel, in plaats van de karakteristieke zwarte met een gele vlek aan het eind. Het zijn de jongen, die heftig bedelend achter pa en ma aanlopen. Een grote groep kluten,  fijntjes zwartwit getekend met de flinterdunne, sierlijk licht naar boven gebogen snavel, loopt met hun donzig grijze  grut te foerageren. Bij de volgende bocht is een mevrouw ver van het pad afgeweken en staat aan de rand van het water te fotograferen. Dat is niet echt de bedoeling en dat staat ook luid en duidelijk aan het begin van het gebied aangegeven. Waverhoek  is mede zo rijk bedeeld met vogels omdat mensen op een afstand blijven. Als de mevrouw enthousiast naar ons begint te wenken, negeren we haar dan ook nuffig en lopen door. Links hoor ik een moeilijk thuis te brengen geluid en zie een klein grijs vogeltje met een witte borst zitten met een enorm gevarieerde zang. Ik kan hem niet meteen thuisbrengen, maar later leer ik op internet dat het een bosrietzanger is. Ondertussen begint het stiekem toch te knagen waarom die mevrouw zo driftig wenkte en ik beweeg mijn kijker in haar richting. Na wat turen zie ik aan de overkant van het water wel vier vossen om elkaar heen dartelen en even later verschijnt er links nog een. Niet leuk voor de vogels die er zitten, maar wel een prachtig gezicht deze jonkies. En verbazingwekkend dat op nog geen drie meter afstand van deze vossen de lepelaars en kluten ogenschijnlijk doodgemoedereerd rondscharrelen. Kennelijk zijn zij zich bewust dat het slechts jongen zijn die (nog) geen gevaar voor lijf en leden opleveren. We lopen verder, wadend door de insecten die hier gelukkig wat minder zeldzaam zijn dan op veel andere plekken. Vlak voor het hekje aan het einde van het rietgebied schiet plotseling een grote roofvogel omhoog.  Het is een flinke, met gespreide donkere “vingers” aan het eind van zijn gehoekte vleugels en als hij zijn bovenkant naar ons toekeert, zien we duidelijk de effen grijze band op het midden van zijn vleugels: een bruine kiekendief! Alweer een kadootje! Tevreden lopen we verder en op de dijk aangekomen horen we het sonore, snorrende geluid van een sprinkhaanzanger of een snor (jawel, hij heet echt zo). Omdat hij zó goed zijn snor drukt dat we hem niet kunnen ontdekken besluiten we maar dat het hier om een snor gaat. Wat verderop zien we een wolk spreeuwen opstuiven. Even later begrijpen we waarom als er een havik, herkenbaar aan het strepenpatroon op zijn borst,  vlak over ons heen vliegt met een spreeuw  in zijn klauwen. De natuur is mooi, maar bikkelhard! Bij het volgende rietgebied aangekomen hoor ik een herhalende piep, zoiets als een aanlopend wiel. Het klinkt als het begin van een blauwborstlied, alleen deze komt niet verder dan de enkele herhalende piep. Even later zie ik een klein vogeltje hoog in het riet zitten. Het lijkt een blauwborst, maar dan eentje die in zwart wit is afgedrukt: het is een jonkie. Dat verklaart ook het gepiep dat we links van ons horen: daar zit er nog een. We kunnen pa noch ma ontdekken en lopen verder, richting het lommerrijke gedeelte, waar we op heel korte afstand luidkeels een cetti’s zanger kond horen doen van zijn aanwezigheid. Ik zie halverwege zijn – afgebroken – lied een vogel wegvliegen en dat is de grootste glimp die ik ooit van deze vogel opgevangen heb. We horen een fitis in het loof zijn treurige lied zingen, maar de zon is bezig zijn laatste stralen over het landschap uit te strooien, dus  we moeten verder. Bij de braamstruiken, waar normaal gesproken de kneuen zitten, is het stil, maar even verderop zien we een tamelijk grote groep vogels zitten in het riet. Het grootste deel bestaat uit kneuen , waarvan sommige trots hun mooie rozerode inktvlek op hun borst laten zien. Andere lijken ook weer in zwart wit afgedrukt, maar dat zijn de vrouwtjes. Tussen al deze kneuen door beweegt zich een familie blauwborst. Als pa opvliegt is duidelijk de mooie warm-oranje staart te zien en zelfs en profile is zijn mooie blauwe borstvlek te zien. De zwartwit kopie (qua borst dan, de staart is ook mooi oranje) die er tussendoor fladdert is moeders terwijl er ook nog een met een beginnend borstvlekje rondhuppelt: het kroost. Als we even later Waverhoek verlaten komt een grote vlucht lepelaars inspecteren of we ze echt met rust laten. Wat een weelderig stukje natuur hebben we toch vlak om de hoek liggen!

Sep Van de Voort, IVN-natuurgids