Column week 8, Reiger zoekt koe
Is er een Hollandser plaatje denkbaar dan een eindeloos uitgestrekt grazig groen weidelandschap met loom voor zich uitstarend herkauwend vee, doorsneden met wijde sloten en in de verte een oude windmolen? En, als je goed kijkt, natuurlijk aan de slootkant een blauwe reiger die – als een doodgraver zo stil – staat te wachten op een ongelukkige vis die deze jager aanziet voor een paaltje of iets anders onschuldigs. Maar tegenwoordig moet je wel heel goed kijken of dat silhouet aan de waterkant – of midden in het weiland want voor een muisje of een kikker haalt mevrouw haar snavel ook niet op – echt wel een blauwe reiger is. Waar vroeger een grote zilverreiger met zijn rijzige, slanke spierwitte gestalte en gele snavel een zeldzaamheid was, zie je die tegenwoordig steeds meer. Vooral in de winter lijken er soms wel meer grote zilverreigers te foerageren in onze polders dan zijn ‘blauwe’ soortgenoot. Dan moet het natuurlijk niet te koud worden, want dan nemen ze alsnog de wieken naar aangenamere oorden waar ze doorgaans ook broeden.
En als je geluk hebt, maar dan alleen in de zomer, kun je in onze contreien zelfs de purperreiger bewonderen. Het is een veel schuwer dier dat je doorgaans alleen in de verte ziet, al heb ik een keer het geluk gehad dat ik hem – stilletjes voortglijdend in mijn kano – tot dichtbij naderde voordat hij verontwaardigd opvloog. Hij is iets kleiner dan de blauwe reiger maar waar die in wat blikkerige tinten getooid is, heeft de purperreiger een pastelachtige gloed over zich en een nek die richting zalmroze kleurt, onderbroken door een langgerekte grijze streep. En sinds kort hebben we zelfs een zeldzaam bezoek van een groepje koereigers dat in onze weilanden is neergestreken. Net zo wit als de grote zilverreiger is hij met zo’n halve meter hoog een stuk kleiner. Oorspronkelijk afkomstig uit Afrika, breidt hij zijn leefomgeving langzaam maar zeker uit naar het noorden en wordt hij vaker in Nederland gesignaleerd. Maar het is het nog steeds een zeldzaamheid en in ons kikkerlandje broeden gebeurt helemaal nog maar zelden. Zijn Latijnse naam (bubulcus) betekent letterlijk ‘ossendrijver’ en zijn Engelse naam vertaalt naar ‘veereiger’. Hij vertoeft graag tussen vee dat al grazend muizen en kikkers in beweging brengt en het jagen vergemakkelijkt. In een hele luie bui kan hij ook potsierlijk op het achterwerk van een koe gaan zitten, voor een beter uitzicht. Nu, in de winter, is hij spierwit maar in de zomer versiert het mannetje zich met rossige veren op de rug en een rossig-bruine hals. Helaas is hij vermoedelijk tegen die tijd weer uit ons gebied verdwenen, maar voorlopig hebben we dus een exotisch stukje natuur dichtbij huis!
Sep Van de Voort,
IVN Natuurgids
Digitale krantversie Column 2022-08, 23 februari 2022, pagina ?
Naar columns 2022
Vind je dit leuk? Steun ons en word lid!