Komen en gaan in stilte

Ze horen bij de winter. Vaak in oktober maar toch zeker in november komen ze aan uit Scandinavië of Siberië: de smienten. Die aankomst heb ik nooit gezien. Blijkbaar komen ze bij voorkeur in de nacht.
Maar op een ochtend hoor ik opeens hun gefluit. Dan zijn ze er, niet een paar maar honderden. Ze zitten bij elkaar in het weiland, zonder veel drukte. Tot de herder komt. “Die eenden eten meer dan vijf koeien” zegt onze buurman altijd. Als boer heeft hij een hekel aan ze. Daarom stuurt hij af en toe zijn herder het weiland in. Ruim voordat die bij de smienten is aangeland zijn ze al opgevlogen. En dan hoor je in de wijde omtrek het prachtige “wiep wiep” van de mannen. De enorme groep cirkelt wat rond en besluit zorgvuldig wanneer ze weer zullen landen en waar.
Elk jaar komen grote aantallen smienten naar ons land, de laatste jaren zo’n 900.000. Natuurlijk, de meeste smienten gaan naar de wadden of de kust. Maar ook bij ons zijn er veel te zien. Soms duizenden tegelijk in de Groene Jonker.
In de tocht naast onze tuin zijn ze met ongeveer 200. Ze houden van gras, vooral wat verder in het seizoen als ze energierijk voedsel nodig hebben. Geen wonder dat onze buurman niet van ze houdt: ze eten 300 gram per dag, elke dag weer. Maar dapper als ze zijn blijven ze hun vluchten maken, fluitend om te overleggen lijkt het wel. En ze strijken dan neer op een ander weiland waar geen herder blaft.
Smienten zijn mooi: de prachtige bruine kop van de man, het ingetogen verenkleed van de vrouw. De buurman noemt ze terecht eenden: ze horen nu eenmaal bij die familie. Maar ze gedragen zich zoveel indrukwekkender dan de watervogels die wij meestal eenden noemen: niet dat onnozele gekwaak maar prachtig fluittonen. En hun groepsdynamiek bij het opvliegen en landen doet denken aan slim samenwerken. De smient wil eigenlijk op een gans lijken en niet op een eend: hij loopt als een gans, zijn snavel is kort en hoog als die van een gans.
Zien we nu ieder jaar dezelfde smienten? Niet helemaal: ze komen terug waar ze wisten dat het goed was. Dat leren ze ook van hun ouders. Want de meeste smienten worden niet ouder dan drie jaar. Dus elk jaar is 1 op de drie trekkers een nieuweling.
Smienten trekken over lange afstanden. Soms, midden in de winter, komt daar nog een paar duizend kilometer bij. Want als het vriest moeten de smienten op hun vet teren. En dat houden ze niet langer dan drie dagen vol. Duurt de vorst langer, dan trekken ze – ook weer stilletjes- tijdelijk naar het zuiden, daar is genoeg te eten.
En in maart of april vertrekken ze ook weer in stilte: op een ochtend zijn ze er niet meer….

Catherine

Afbeelding van Mabel Amber via Pixabay