Paarse bloem tussen groene en bruine grassprieten op een zonnige dag.

Akkers

Akkers in Twente

De eerste akkers zijn in deze streken zo’n 4000 jaar geleden ontstaan toen de bewoners overgingen op de landbouw. Tot die tijd leefden ze van de jacht en van de zaden, vruchten en andere plantendelen die in de natuur verzameld werden. De eerste geteelde granen waren spelt en gierst. In latere tijd kwamen daar rogge, haver gerst en tarwe bij, waarschijnlijk afkomstig uit Zuidwest-Azië.  In Twente werd vanaf de 5e eeuw tot in de zestiger jaren van de 20e eeuw rogge het belangrijkste akkerbouwgewas aangevuld met haver en gerst. Voor tarwe is de grond  hier niet geschikt. 

De essen met korenvelden en de bijbehorende akkeronkruiden bepaalden in Twente lange tijd het landschap. Deze essen werden steeds hoger omdat ze werden bemest met heideplaggen waarop schapemest. Nog steeds zijn oude akkers te herkennen omdat ze hoger liggen dan de omringende gronden. Inmiddels de rogge op grote schaal vervangen door mais. Wel wordt, vooral in enkele natuurgebieden, de graanteelt gestimuleerd.

Heemtuin Weusthag Hengelo

In de heemtuin zijn een paar kleine akkertjes aangelegd waar ieder jaar een aantal oude graansoorten en andere landbouwgewassen worden gekweekt: rogge, gerst, tarwe, spelt, haver, witte mosterd, vlas, boekweit, linzen, zonnebloemen en huttentut. In het heemhoes is een demonstratiekastje waarin  verschillende soorten vergeleken kunnen worden. Op een apart veldje groeit een mengsel van de klassieke akkeronkruiden, zoals akkerleeuwebek, bolderik, ganzebloem, klaproos en korenbloem. Maar ook in de graanakkertjes staan net als vroeger tussen de graanplanten akkeronkruiden. Op het ogenblik staan er veel akkerviooltjes  

Enkele soorten op de akkers

Rogge – Secale cereale

Voor de opkomst van de mais was rogge in Twente het belangrijkste gewas op de akkers. Het werd hier vooral verbouwd als voedsel voor de dieren op gemengde bedrijven, daarnaast leverde het stro.Rogge wordt ook gebruikt voor het maken van roggebrood en voor knäckebrod.

Rogge heeft net als tarwe en gerst een dichte aar; onderscheid vormen de naalden aan de kelkkafjes: bij tarwe zijn die heel kort, bij rogge vrij lang en bij gerst zolang dat zelfs de onderste naalden boven de aar uitsteken.

Rogge heeft net als alle andere graansoorten en grassen bloemen die door de wind bestoven worden. De bloempjes zijn dan ook weinig opvallend: ze hoeven geen insecten te lokken. Meeldraden en  stamper steken buiten de kleine bloempjes zodat het stuifmeel goed door de wind vervoerd kan worden. Hooikoortspatiënten kunnen daar op warme, zonnige dagen veel last van hebben.

In de heemtuin staat zomerrogge. Het is in april gezaaid, en het zal eind augustus worden gemaaid en net als vroeger gebruikelijk was, in bundels tegen elkaar op hokken gezet om te drogen.

Rogge kan ook als winterrogge worden verbouwd: dan wordt in de herfst al gezaaid en voor de winter kiemen de korrels en groeien uit tot kleine planten. Deze winterrogge volgroeit en rijpt in de daaropvolgende lente en zomer.

Boekweit – Fagopyrum esculentum

Boekweit was een plant van de arme veengronden. In het veen werden greppels gegraven om het veen te ontwateren. Vervolgens werd de bovenste veenlaag gedroogd en verbrand – en in de as werd de boekweit gezaaid. In de volgende jaren werd steeds weer de grond losgeploegd, gedroogd en verbrand om opnieuw boekweit te kweken. In sommige veengebieden in Twente zijn deze oude akkertjes nog te herkennen. 

Tegenwoordig wordt boekweit nog maar op kleine schaal verbouwd.

Alhoewel van boekweit ook meel wordt gemaakt, is het geen graangewas. Het is familie van zuring en rabarber.

De kleine witte bloemetjes zijn belangrijk als nectarplant voor bijen; tegenwoordig wordt boekweit ook wel met dat doel geteeld.

De zaden- eigenlijk de vruchten – zijn driehoekig. Ze lijken daardoor een beetje op heel kleine beukenootjes. Zo komt boekweit aan zijn naam: boek is een oude naam voor beuk, weit is dat voor tarwe, beukentarwe dus.

Deze driehoekige vruchtjes kunnen worden  geplet: dat geeft boekweitgrutten, de basis voor gruttenpap. Boekweitmeel  wordt nog steeds gebruikt voor pannenkoeken (samen met tarwemeel) en voor poffertjes. De ‘zaadjes’ zijn ook een bestanddeel voor vogelvoer.

Boekweit wordt nog maar op kleine schaal geteeld.

Gerst graan
Gerst

Vlas – Linum usitatissimum

Vlas is een heel oude cultuurplant. In het Middellandse zeegebied werd het al 5000 jaar voor Christus verbouwd voor de produktie van linnen. Na het oogsten laat men de stengels rotten, zodat alleen de sterke vezels overblijven. Van deze vezels wordt dan draad gesponnen, dat gebruikt wordt voor het weven van linnen.

De zaden van vlas werden en worden gebruikt om lijnolie uit te persen. Deze olie is de basis voor uiteenlopende produkten als linoleum, verf en slaolie. De uitgeperste zaden vormden de lijnoliekoeken die een belangrijke bijvoeding voor koeien waren.  

Daarnaast wordt vlas genoemd als geneeskrachtig plant: zo vormt lijnzaadolie met honing een hoestmiddel en werken compressen met lijnzaadmeel pijnstillend en genezend bij zwellingen en ontstekingen.

Vlas is een éénjarige plant met mooie blauwe, soms witte bloemen en lange smalle bladeren. Er zijn verschillende variëteiten, deels is geselecteerd op lange, sterke vezels (vezelvlas), deels geselecteerd op een hoog oliegehalte (olievlas). 

Deel deze pagina