Column ‘Molk’ door IVN-er Rob le Febre
“Wil je wat drinken?”, vraag ik. “Molk”, antwoordt ze. “Bedoel je melk?” “Ja, molk” zegt ze weer. Even later zit ze met een bekertje melk op een oud massief melkkrukje dat ik ooit op een veiling heb aangeschaft aan de salon tafel. We wisten eigenlijk nooit wat we met dat krukje aan moesten maar nu blijkt het de perfecte zithoogte te hebben voor haar en ook nog stabiel door het gewicht. Als actieve IVN-opa voel ik de drang om ook onze kleindochter de natuur al op jonge leeftijd te laten beleven. We roepen tenslotte niet voor niets: “Beleef de natuur!”. Tijdens onze oppasdagen grijp ik de kans dan ook met beide handen aan.
“Zullen we straks gaan fietsen? Dan gaan we koeien kijken.” Dat wil ze wel. En even later zit ze voor mij in het zitje met een grote blauwe helm op haar hoofd. ”Afdoen”, zegt ze. “Nee, je helm moet op”, zeg ik. Ze is pas twee jaar en dat is gelukkig nog een leeftijd dat je nog niet alles hoeft uit te leggen. Ze vraagt niet verder en accepteert het zoals het is.

Even later zoeven we over de heide. “Kijk, koei”, roept ze enthousiast en wijst naar de witte Charolais runderen die op hun gemak liggen te herkauwen in de heide. Ik stop even om ze te bekijken. “Uit?”, vraagt ze hoopvol. “Nee, nu nog niet. Straks. We gaan zo weer verder”. “Ja”, antwoordt ze. Ze is nog een beetje van de korte zinnen. Even later fietsen we over een ecoduct dat over een drukke weg loopt. Vol verbazing ziet ze al die auto’s beneden. “Papa auto!”, roept ze ineens als ze een blauwe auto onder haar door ziet rijden. “Ja, die is ook blauw maar niet van papa”. We rijden door over het fietspad dat nu omzoomd wordt met reusachtige beuken. Ik zie haar vol verwondering rondkijken naar die enorme bomen met nog volle kruinen met verkleurend blad. Ik zie dat ze de kruidige boslucht opsnuift. We naderen het nabijgelegen wasmeer en plotseling staan daar drie stoere Schotse hooglanders half op het fietspad. Ik schat in dat we er goed langs kunnen fietsen en vol verbazing kijkt ze naar die toch wel enorme beesten met grote hoorns. “Zijn dat ook koeien?”, vraag ik. “Ja, ook koei”, zegt ze en zwaait enthousiast met haar beide armen naar de koeien. Ik moet mijn stuur stevig vasthouden door het geschommel. Verderop staan er nog meer en ik stop weer even om ze te bekijken.

Met blosjes op haar wangen kijkt ze rond en ontdekt er nog een paar die ik nog niet eens had gezien. We maken ons rondje af en fietsen via een mooie omweg langs het water weer richting heide. Onderweg zingen we liedjes, zij in haar eigen taaltje wat ik niet altijd kan volgen. De liedjes van vroeger ken ik inmiddels wel weer allemaal. Bij het luidkeels zingen van het lied over kabouter Spillebeen passeren we toevallig net een paar grote parasolzwammen. Als ik stop, wil zij er gelijk uit om ze van dichtbij te bekijken. Even later zit ze op haar hurken en bekijkt aandachtig een grote parasolzwam. “Is kabouter Spillebeen thuis?”, vraag ik. Ze onderzoekt de paddenstoel van alle kanten. “Nee”, antwoord ze teleurgesteld. “Misschien slaapt hij?”, probeer ik nog. “Ja, slaapt nog”, zegt ze. We stappen weer op en passeren even later twee enorme kunststof soft-ijsjes van wel anderhalve meter hoog. Ze staan bij een snackbar. “Opa ijsje!, roept ze, “wil ook ijsje”. “Nou vooruit, maar niks tegen papa en mama zeggen, he?”, zeg ik samenzweerderig. Dat begrijpt ze nog niet. Even later zitten we beiden op een bankje tevreden ons ijsje te eten. Zij op haar manier: gezicht onder en met haar vingers regelmatig in het ijs prikkend. De extra servetten die ik meekreeg komen goed van pas. Weer thuisgekomen vraagt oema (de geuzennaam voor mijn vrouw): “Heb je nog koeien gezien met opa?” “Ja, ijsje”, roept ze. “koeie ook”. “Wil je nog wat drinken dan?” “Ja, molk…”.
Volgende keer gaan we weer op pad. Natuurbeleving? Je kunt er niet jong genoeg mee beginnen!