Bomen en struiken

Korte cursus ‘Alles wat groeit en bloeit’

Westerveld 12 mei 2025

De Korte Cursus had dit voorjaar een vervolg op ‘Alles wat groeit en bloeit en ons altijd weer boeit’ van 2024. De cursus bestond uit 3 lezingen en 3 excursies.

5 & 15 maart – de raaf 

Op woensdag 5 maart heeft Rob Bijlsma ons een lezing gegeven over de raaf in het Drents Friese Wold. Rob woont in de bossen bij Wapse. Meer dan 50 jaar klom Rob in bomen om roofvogels te observeren en te ringen. In zijn boek ‘Mijn Roofvogels’ doet hij daar verslag van. In dit boek besteedt hij echter ook ruim aandacht aan de raaf, geen roofvogel maar een zangvogel. Maar vergis je niet, de raaf is ook een grote rover! Hij behoort tot de familie van de kraaien en is zo groot als een buizerd. We herkennen het geluid van de raaf vooral aan een sonoor ‘orr-orr’ . Maar ze produceren een veelheid aan geluiden, zoals dat een zangvogel betaamt. Van een mompelen, gorgelen, raspen, klokken, kraken tot blaffen foeteren en gillen aan toe.

In het begin van de vorige eeuw verdween de raaf als broedvogel uit Nederland vooral door afschot en vergiftiging. Sommigen voelden het verdwijnen van deze vogel echter als een gemis. Pogingen om de raaf opnieuw te introduceren volgden. Veelal op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Maar ook in Drenthe bij Dwingeloo werden z.g. uitwenkooien geplaatst, alwaar Jan Veenstra van Staatsbosbeheer een aantal raven verzorgde. Rob ziet het nut van introductieprogramma’s niet zo. Als de omstandigheden gunstig zijn komen de dieren vanzelf wel. Hooguit wat later dan bij een herintroductie. 

In 1977 beklom Rob zijn eerste ravennest op de Veluwe. Begin jaren ’90 verhuist hij naar het Drents Friese Wold. Daar vestigt zich in dezelfde periode de eerste raaf (1993). In 2002 volgt het eerste broedgeval bij Diever. Grote vogels hebben een lange aanlooptijd nodig voor ze gaan broeden. Inmiddels zijn er zo’n 25 broedparen in Drenthe. Het nest is samengesteld uit veel losse takken en een ongelooflijke puinzooi: bescheten en stinkend naar ontlasting, wellicht om predatoren als de boommarter te ontmoedigen. Binnenin een kom gevuld met vooral schapenwol. Een heerlijke plek voor de jonge raven. Als je ze oppakt sperren ze hun bek wijd open. Een oorverdovend gekras komt uit een knalrood gapend keelgat. Hoe roder, des te dominanter is het exemplaar. Dat raven slim zijn, blijkt ook wel uit hun vliegkunsten: ze kunnen als paartje synchroon vliegen, ze kunnen buitelen, ruggelings glijvluchten maken, loopings en koprollen maken in de lucht. 

Ook in Drenthe beklimt Rob de nesten om de jonge raven te meten en te ringen. Nota bene met stalen ringen, plastic ringen worden deskundig gedemonteerd met hun massieve, sterke snavel. De jonge raven waren nooit agressief, wel zeer geïnteresseerd en al gauw kenden ze de volgorde van Robs handelingen. De oudere raven volgden het doen en laten van Rob zeer nauwkeurig. Ging hij boodschappen doen bij de supermarkt in Diever, dan vloog de raaf met hem mee. Als hij weer naar buiten kwam, stond de vogel nog steeds in de lucht op hem te wachten. 

Het is fantastisch om in februari de roep van de raaf door het bos te horen schallen. Die roep draagt ver. De raaf is een vroege broeder: al vanaf eind februari worden er 4 à 6 eieren gelegd. Tegen het eind van maart, zo’n 25 dagen later, komen de eieren uit. De jongen blijven nog 4 tot 7 weken op het nest. Pas tegen het eind van de zomer verlaten ze hun geboortegrond om zich te voegen 

Bij groepen van jonge vogels hebben we hangjongeren. Samen ben je sterk: de groep biedt bescherming. Ook kun je een groter gebied bestrijken om voedsel te vinden. De groep levert sociale contacten op, na verloop van jaren zelfs een levensgezel. Waar op de Veluwe een redelijk aanbod is van aangereden en afgeschoten wild (everzwijn, ree en edelhert), lijkt het leven voor de raaf in Drenthe zeker geen vetpot. Het territorium van een ravenpaar bestrijkt dan ook minstens 4 tot 5 kilometer rond hun nest. Een overvliegende raaf is goed te herkennen aan het grote formaat, aan de sterk gevingerde vleugels en aan de wigvormige staart. Het zien en horen van een raaf maakt je dag goed!

Zaterdag 15 maart nam Aaldrik Pot, boswachter en schrijver van onder andere ‘Geluk is een vogel’, ons mee op excursie in het Drents Friese Wold. Op zoek naar de raaf en andere zangvogels. “De natuur is mijn thuis. Buiten voel ik me vrij, ik vind er geluk, rust en geborgenheid” schrijft hij.

We gingen met Aaldrik op pad. Het was een grote groep en er werd veel uitgelegd door Aaldrik. Hoe je de vogels het beste kunt zien en wetenswaardigheden over het gebied. De aanwijzingen waren eenvoudig en goed te volgen. Ook voor de de onervaren vogelaar. We hadden 1 hele jonge deelnemer die zich prima leek te vermaken. We waren op zoek naar de raaf en die hebben we niet gezien op deze zonnige dag. We zagen wel kraanvogels en nog vele andere. Het was een heerlijke buitenochtend waar we samen van al het moois genoten. De foto’s spreken voor zich. 

9 & 12 april – naaldbomen

Woensdag 9 april hadden we Albert Henckel (gepensioneerd boswachter) om ons te vertellen over bomen, naaldbomen wel te verstaan. Naaldbomen liggen onder vuur, het zijn representanten van de tijd van de bosbouw. Hoge stammen in lange rechte rijen aangeplant: “mooi timmerhout”, oordeelde een boswachter destijds. Intussen niet alleen uit de mode, ook worden ze belaagd door droogte en de letterzetter: een kevertje dat onder de bast grillige gangen knaagt en de boom dood achterlaat. Als voormalig boswachter van het Dwingelderveld heeft hij bijgedragen aan de transitie van het heidegebied naar de bebossing van Drenthe. Zo werden de bedreigende stuifduinen vastgelegd door nuttige naaldbomen. Albert liet van elke soort voorbeelden zien. Zowel op dia als door een grote tafel vol met groene takken. “Gaan we kerststukjes maken?” grapte één van de deelnemers. In combinatie met de mooie foto’s die Albert liet zien werd het een levendige en informatieve avond.

1 naald groeit uit de tak = solo = spar 

2 naalden groeien er uit de tak = duo = den 

3 veel naalden uit de tak = legio = lariks 

Daarnaast leert hij ons gedetailleerder kijken. Let op de groeivorm, de kleur onder en boven de takken, de kegelvormen. Om zo de ondersoorten te kunnen onderscheiden. De neus moet aan het werk. De handen moeten voelen, zacht, stekelig? Door gericht al je zintuigen in te zetten kun je de soortenrijkdom van de naaldbomen leren onderscheiden.

Zaterdag 12 april nam Albert ons mee op excursie in het Dwingelderveld. Hier heeft hij het grootste gedeelte van zijn beroepsmatige bestaan als boswachter doorgebracht. Albert heeft bijna 50 jaar gewerkt bij Staatsbosbeheer (SBB) op het Dwingelderveld en kent het gebied als zijn broekzak. Het Nationaal Park Dwingelderveld wordt beheerd door Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer. Van oorsprong heidevelden en zand-verstuivingen die vastgelegd zijn met productiebossen. In Nederland was er toen een groot tekort aan hout, o.a. voor de mijnbouw. Ook verstoven duinen en zandgebieden. SBB ging naaldbossen aanleggen op deze woeste gronden. Eerst vooral grove den, later veel verschillende naaldbomen, geïmporteerd vanuit Zuidelijk en Oost-Europa, Canada, de VS en Azië. Naaldbomen zijn geschikt voor de productie omdat ze snel groeien met veel opbrengst. Naaldbossen komen van nature in Nederland niet voor. Uit pollen-onderzoek is vastgesteld, dat na de laatste ijstijd drie soorten naaldbomen voorkomen in onze contreien: grove den, taxus en jeneverbes. Bij het aanplanten van die productie-bossen zijn veel verschillende soorten naaldbomen gebruikt.

Wil je meer informatie over de naaldbomen in onze bossen: Naaldbomen in onze bossen

7 & 10 mei – amfibiën en reptielen

Op woensdag 7 mei nam Edo van Uchelen ons meenemen in de wereld van reptielen en amfibieën. Edo woont in Vledder, aan de rand van het Drents Friese Wold, waar hij een eigen natuurterrein heeft ontwikkeld. Edo is bioloog en natuurfotograaf. Hij nam ons enthousiast mee in de wereld van reptielen en amfibieën. Beginnend met een quizje kon je je kennis alvast toetsen. Daarna volgde een interessant verhaal waarbij we veel te weten kwamen over deze koudbloedigen. Wat zijn het, hoe leven ze, welk biotoop is geschikt en hoeveel soorten heb je in Nederland. Volgens Edo de makkelijkste diergroep om te bestuderen omdat er niet zo heel veel soorten zijn en ze makkelijk van elkaar te onderscheiden. De kikkers en padden herken je niet alleen aan hun uiterlijk maar ook aan het geluid van het gekwaak. We kregen leuke filmpjes te zien en bij elke kikker ook het geluid wat ie voortbrengt. Met name in de paartijd kunnen de mannetjes flink hun best doen. Ook de kikkervisjes (wie zag ze niet in de sloot of in het klaslokaal) zijn allemaal verschillend en dus makkelijk uit elkaar te houden.

Zaterdag 10 mei waren we bij Edo te gast op zijn privé-natuurterrein. Hij leidde ons rond en vertelde over de amfibieën en de grote biodiversiteit, die hier in de loop van de tijd is ontstaan. Het was een prachtig terrein en hij heeft een hele eigen mening over natuurbeheer en exoten. Verfrissend om te horen en kan soms ook wel discussie opwerpen (wat nooit verkeerd is). 

Het was een bijzondere cursus met ruimte voor eigenzinnige meningen. En juist dát maakt IVN zo waardevol: de natuur beleef je vanuit vele invalshoeken – allemaal even belangrijk.

Tekst: Jacob en Wilma

Ontdek meer over

Deel deze pagina