Vogels
Groencafé – de huismus
Het Groencafé van 27 maart was helemaal gewijd aan de huismus. Een bij iedereen bekend vogeltje en toch vertelde René Oosterhuis de 60 aanwezigen nog veel nieuws. Hij volgt de huismussen al vanaf 1990 intensief. Eerst als teller, later ook als onderzoeker. Hij heeft het onderzoek van Cees Heij uit de jaren ‘80 herhaald (het enige promotieonderzoek dat ooit over de huismus in Nederland was gedaan). Door het onderzoek van René komt er zo langzamerhand meer inzicht in de redenen van achteruitgang van de mus.
Allereerst werd ingegaan op de herkenning van (jonge) mussen, waarbij gele mondhoeken aangeven dat het om een nog jonge vogel gaat. Alhoewel de dikke mussensnavel gebouwd is op het vermalen van zaden als hoofdvoedsel, moeten de jonge mussen heel veel insecten aangevoerd krijgen om groot te worden. Zij kunnen zaden nog niet verteren. Een tekort aan insecten in een bepaalde omgeving treft dan ook de huismussen populatie daar. Huismussen zijn groepsdieren en nestelen dichtbij elkaar. Liefst op rotsachtige plekken, maar ook in klimop, onder dakpannen of in nestkastjes (34 mm. opening). Ze hebben in ieder geval een holte nodig om een nestje te beginnen. In zo’n nest leggen ze 4 á 6 grijs met bruin gespikkelde eieren. En dat 2 tot 3 keer per jaar.
Wereldwijd zijn huismussen sterk afgenomen na 1980/90. In Drenthe zit er weer groei in sinds 2000. De populatie ontwikkeling wordt door René op 4 plaatsen intensief gevolgd aan de hand van onderzoeksvragen en systematisch ringen van vogels. Dat ringen is nog een hele klus want huismussen zijn slim en trappen niet twee keer in dezelfde val. Daarom is afwisseling van vangmethoden nodig. René heeft er ondertussen 3500 geringd. Een hele prestatie!
Geringde vogels worden terug gemeld door vogelspotters of door wildcamera opnamen. Uit die waarnemingen kunnen de volgende feiten worden afgeleid:
– hoe oud ze worden (max. 7 jaar)
– hoe ver ze vliegen (95% blijven binnen 1 kilometer)
– overleving diverse jaren (hoe meer en langer insecten, hoe beter de overleving)
Conclusie: de geschiktheid van de omgeving en weersomstandigheden hebben grote invloed op de overleving. Wat kunnen we daar zelf aan doen?
Wat kun je als ‘leek’ voor de huismussen doen?
Als je verschillende vogels met witte vlekken of niet goed doorgegroeide vleugels ziet dan is de voedselsituatie slecht. Wat bevordert de voedselsituatie? Inheemse beplanting vormt de basis, niet alleen als ze groen zijn, maar ook in herfst én winter! Uitgebloeide planten niet opruimen maar aren met zaden laten staan. Ook (stekel)planten als braam, brandnetel en klimop heel belangrijk. Bijvoeren kan het hele jaar met biologisch kippenvoer; ‘s winters met wat vet in de buurt zoals pindakaas. Ook meelwormen lusten ze graag. Huismussen zoeken altijd dekking tegen bijv. sperwers, dus voederplaatsen verdekt opstellen. Waar kippen zijn, zijn mussen, dus als je mussen wilt trekken wordt het gaan houden van kippen sterk aanbevolen.
Naast voedsel en dekking is nog nodig:
– water (voor drinken en badderen)
– zand (zandbad om ongedierte kwijt te raken)
Tenslotte raadt René de aanwezigen aan mee te gaan doen aan de Jaarrond tuintelling, waar hij heel veel gegevens voor zijn onderzoek uit kan halen.
Na deze interessante lezing werd René van harte bedankt. Hij is voor vragen of de verkoop van betonnen drinkschalen te bereiken via reneoosterhuis@ziggo.nl.